Toen The Matrix in 1999 uitkwam, leek het een bizarre fantasie, het soort waanidee dat slechts opkomt in het brein van iemand die te lang niet heeft geslapen of tijdens een boswandeling per ongeluk de verkeerde paddenstoel plukte, maar het idee dat onze wereld een illusie is, is zo oud als onze beschaving. Lang voor het begin van onze jaartelling stelde de Griekse filosoof Plato in zijn Allegorie van de grot al dat er naast de wereld die we de onze noemen nog een abstracte wereld bestaat waarvan onze wereld een imperfecte afspiegeling is: een oerversie die we vanuit onze ‘grot’ niet kunnen waarnemen.
Inmiddels twintig jaar na The Matrix heeft het idee dat onze wereld de echte niet is zich verplaatst van de wereld van SF naar de ‘echte’ wereld van de wetenschap.
Essentie van de ‘simulatie-hypothese’, zoals het idee in de wetenschap wordt aangeduid sinds AI-onderzoeker Nick Bostrom er in 2003 een artikel over publiceerde: onze fysieke realiteit zou ‘in werkelijkheid’ een geavanceerde videogame-achtige simulatie kunnen zijn, gefabriceerd door leden van een posthuman maatschappij die, gebruik makend van ongelimiteerde computer-rekenkracht, simulaties creëren van hun voorvaderen in het universum teneinde meer inzicht te krijgen in hun eigen evolutie. Of gewoon voor de lol, omdat het kan.
Over de vraag of het theoretisch denkbaar is gaat het anno 2021 al lang niet meer. Het debat spitst zich toe op (hogere) kansberekening. De kans dat we in een simulatie leven is fiftyfifty, beredeneerde een vooraanstaand astronoom onlangs. Simulatie-adept Elon Musk roept zelfs dat de kans dat we niet in een simulatie leven één op een miljard is.
De simulatie-hypothese is een duizend-dingendoekje waar het de raadsels van onze universum betreft. Het zou volgens fysici een verklaring kunnen bieden voor een aantal ongerijmdheden in de natuurwetten, zoals de eindigheid van tijd en ruimte. Dat ons universum is opgedeeld in subatomaire deeltjes zou verklaard kunnen worden door te verwijzen naar videogames, die uit pixels zijn opgebouwd. En de oerknal? Dat is simpelweg de druk op de knop waarmee de Ontwerper ooit de simulatie startte.
Het idee dat we in een computersimulatie leven, in een game, zou bovendien een verklaring bieden voor wat Karel van het Reve eens ‘de ongelofelijke slechtheid van ons opperwezen’ noemde. Kijk naar een game als World of Warcraft: oorlogen en aardbevingen zorgen voor lekkere spanning, voor opwinding. Het is, voor de posthumans althans, fun.
Allemaal leuk en aardig dat getheoretiseer, zeggen sceptici, maar aanwijzingen ontbreken. Experimenten door astronomen en fysici om de simulatie te ‘betrappen’ bleven vooralsnog zonder resultaat. De simulatie-hypothese is vergelijkbaar met het geloof in een onzichtbare schepper.
Maar goed, stel dat ons universum onverhoopt toch een computersimulatie is: zou dat erg zijn? Het zou immers betekenen dat alle ellende eveneens een illusie is. Alle oorlog, honger en ziekte: het zou er toch minder toe doen. Zoals u zich ook minder hoeft te ergeren aan die ene narcistische politicus die meent dat de wereld een verlengde is van zijn ego. Op de keper beschouwd leeft hij in een simulatie van eigen makelij, zegt u tegen uzelf, een simulatie binnen een simulatie. Dus ach, wat kan mij gebeuren? Waarna u goedgemutst de tuin in loopt. De namiddagzon streelt de landerijen, een betoverende gloed. Hoog in een boom begint een merel te zingen. U haalt diep adem. “Lente in de lucht,” mompelt u, en voelt hoe een geluksgevoel u doorstroomt. Voor zolang als dat duurt dan, want eenmaal binnen begint er toch iets te knagen: als de narigheid een illusie is, dan geldt dat ook voor die merel en dat betoverende strijklicht.
Toch maar hopen misschien dat we er nooit achter zullen komen.