Twee decennia geleden zwom hij zelf nog wereldrecords aan flarden. Nu is Pieter Cornelis Martijn van den Hoogenband (1978), de man die andere Olympiërs begeleid op hun weg naar eeuwige roem. Van The Dutch Dolphin naar Chef de Mission…
Tekst: Gerben Bijpost
We spreken af bij restaurant Ozzo in de Eindhovense Van der Valk, maar bij aankomst blijkt dat pas drie uur later open te gaan. Dus zoeken we een ander rustig plekje en belanden aan een tafeltje vlakbij een koffiebar. Ernaast bevinden zich een aantal spreekkamers, maar die zijn allemaal bezet. Pieter vraagt wat ik wil drinken en loopt naar de bar. Doe maar thee, zeg ik. Niks te eten? Nee, dank je. Even later staat ie voor me met een doos vol theesoorten. Welke wil je?
De grote Pieter van den Hoogenband, de eerste Nederlander ooit die zwemmend goud veroverde op de Olympische Spelen, niet éénmaal, maar driemaal. Plus twee keer zilver en tweemaal bons. Die Wereldkampioen werd en talloze malen Nederlands en Europees kampioen. Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (2000), ’s Werelds Zwemmer van het Jaar (2000) en Europees Sportman van het Jaar (2000), Europees Zwemmer van het Jaar (1999, 2000, 2002, 2004) en Nederlands Sportman van het Jaar (1999, 2000, 2004) Een levende sportlegende die nu Olympisch sportend Nederland dient als Chef de Mission…
Ja, díe Pieter staat rustig te wachten bij de kassa van het barretje, betaalt voor de thee, koffie, een flesje water en een broodje gezond. En ondertussen wijst hij me op een van de spreekkamers. “Moet je kijken bij nummer 3. Daar hebben ze een hele wand bekleed met mijn hoofd.” Hij zegt het met een vleugje trots, maar vooral ook een soort oprechte verbazing. Een verbazing, zo zal ik al snel merken, die past bij zijn persoonlijkheid en levensvisie.
Wanneer we weer zitten zie ik door het glas van spreekkamer 3 inderdaad een meters grote kleurige zeefdruk met een portret van Van den Hoogenband de wand sieren. Maar naast me zit de échte. Toegankelijk, met een open blik, in afwachting van mijn vragen.
Ik besluit het gesprek te openen met een compliment. Wanneer ik mensen vertel dat ik jou ga interviewen reageren ze veelal hetzelfde: dat lijkt me een aardige vent. (pieter grijnst en steekt in een soort overwinningsgebaar zijn vuist in de lucht).
Dan: “Mijn oma zei vroeger al: een glimlach kost niets. Alles begint bij een grondhouding van dankbaarheid en bescheidenheid. Dat ik dit mág doen. Ik heb in de sport de hele wereld mogen zien, heb veel kunnen reizen, ben in veel situaties beland. Door deze vriendelijk te benaderen openen mensen zich sneller. En open je de wereld. Dat moet je trouwens niet verwarren met naïviteit, hoewel dat ook prima is, jezelf te verbazen. Maar als je gewoon realistisch bent en dingen op een vriendelijke manier benadert… Dat maakt het leven wel makkelijker.
Er is een Engelse uitspraak die veel voor me betekent: Be humble in victory and gracious is defeat. Ik probeer deze waardes ook mee te geven aan mijn vier kinderen. Ze hebben gekregen wat ze hebben gekregen. Het is aan hen om dat te ontplooien en met dat gegeven het goede te doen voor hunzelf en voor hun omgeving.”
“Johan Cruijff heeft me in dit opzicht ok het nodige geleerd. Dat was in 2008, direct nadat ik was gestopt met zwemmen. Ik kreeg een onverwacht telefoontje van een Spaans nummer. Johan Cruijff aan de lijn. Heel bijzonder. We hebben toen bij Van der Valk in Breda samen een uitsmijter gegeten. Hij zei: je carrière zit er nu op; ik wil je helpen om die volgende stap te maken. Om de waardes en informatie die jij hebt als sportman van nut te laten zijn voor andere aspecten en organisaties binnen de samenleving. Als zo iemand, die daarvan veel weet en waarvoor ik veel waardering en respect voor hebt, je zoiets aanbiedt, iets dat hij helemaal niet hóeft te doen… Dan ben ik daar enorm dankbaar voor.”
Goed voorbeeld doet goed volgen.
“Chef de Mission is een dienende rol. Op mijn manier probeer ik sporters en coaches te ondersteunen. Als ze advies nodig hebben ben ik er voor ze. Maar ik ga nooit op de stoel zitten van de coach. Dat is mijn taak niet. Slim opereren in dienst van is nu mijn rol.”
Ben je ook wel eens niet aardig?
“Ja, ja… (een moment van twijfel). Nou, niet aardig is misschien niet de juiste term. Duidelijkheid. Aangeven waar grenzen liggen. Een gesprek aangaan en aangeven dat iemand over een grens is gegaan en dat dan vervolgens uitpraten. Dat kan dan worden uitgelegd als niet aardig, maar ik denk dat het juist niet aardig is wanneer je zoiets niet aangeeft en een situatie door laat etteren.”
Je bent heel benaderbaar, ook niet onhandig in jouw functie.
“Dat probeer ik te zijn, ja. Tegenwoordig wel. Maar ik heb een periode gehad -en daar kun je je misschien niks bij voorstellen als zwemkampioen- waarin ik echt buffers moest opwerpen. Er waren op een gegeven moment gewoon teveel mensen –uit goedheid, hoor– die wat van me wilden. Iets dat heel veel energie kostte. En dat was niet handig, want ik moest wel gewoon blijven trainen en presteren en vrienden en familie de aandacht blijven geven die ze verdienden.”
De laatste spelen waren extreem succesvol. Nederland behaalde in totaal 36 medailles, het hoogste aantal ooit, en eindigde in het medailleklassement op de zevende plaats, de hoogste klassering ooit. Wat zijn de ambities voor dit jaar?
“Ik vond het als sportman heel vervelend als bobo’s en bestuurders mij gingen vertellen wat mijn ambitie moest zijn. Sporters weten dat zelf dondersgoed. Die reizen per definitie af met torenhoge ambities. En terecht, want daar train je voor. Je bent gekwalificeerd, dus dat betekent dat je in de top-8 thuishoort en dús medaillekandidaat bent.
Maar als je het nu hebt over het medailleklassement, dan streven we er als Nederland naar om in de top-10 te eindigen. Hoe realistisch dat precies is weet ik nog niet, want ik hou er niet van dit soort dingen te voorspellen zonder de precieze tegenstanders te kennen. En die kennen we nog niet. Uit respect voor de sporters vind ik ook dat ik hier terughoudend in moet zijn. Hoewel sporters zelf vaak wat uitgesprokener zijn, maar dat is aan hen.
Je ziet natuurlijk de afgelopen jaren wel dat Nederland tijdens internationale toernooien goed presteert, dus ik denk dat de ploeg in zijn algemeenheid weer een heel mooie prestatie kan gaan leveren.
En wat extra leuk is: we staan ook in de top-5 als het gaat om de verkoop van toegangskaarten. Dus er trekt straks een enorm oranje legioen onze kant op. En dat vinden de sporters waanzinnig gaaf. Dat was namelijk hét grote gemis in Tokyo.”
Wat betekent dat voor jou?
“Energie, een en al energie. En een heel mooie vorm van waardering. Dat mensen meeleven, dat ze het leuk vinden, dat mensen ze het onze sporters gunnen.
Wij zijn er nu mee bezig om alles voor de sporters goed te regelen, zodat ze straks kunnen pieken op het juiste moment. Dat doe je eerst in gezamenlijkheid, met andere landen. Maar hoe dichter de Spelen naderen, hoe meer het ieder voor zich wordt, op een leuke manier. Dan ga je strijden tegen al die andere landen. Die fase komt nu dichterbij. (lachend) En dan maar hopen dat die van ons het beter doen dan die anderen.”
Chef de Mission… Hoe word je dat?
“Daarvoor word je gevraagd. In 2008 had ik even afstand genomen van de sport, om de tijd te nemen om mezelf opnieuw uit te vinden. Ik heb toen onder andere een mooi boek van Yuval Noah Harari gelezen: 21 lessen voor de 21e eeuw. Want ja, hoe ga je jezelf opnieuw uitvinden? Door je te ontwikkelen, door nieuwsgierig te zijn, denk ik. En met 14 puntjes geneeskunde en een paar medailles op zak is dat best spannend. Want welke toekomst ligt er voor je? Maar dat is goed gekomen. Op een gegeven moment werd ik benaderd door het NOC. Ze wilden me weer bij de sport betrekken, bij de organisatie van de Europese Jeugd Olymische Dagen, als jeugd Chef de Mission. Dat heb ik gedaan en zo ben ik die organisatie binnengerold. Dan ga je samenwerken, evalueren, dingen beter maken… En uiteindelijk werd ik gevraagd voor dé ultieme functie: Chef de Mission van de Nederlandse Olympische Ploeg.”
Je hebt als sporter een aantal Chef’s meegemaakt. Doe je dingen anders?
“Ja en nee. Ik heb mijn eigen stijl, maar sta natuurlijk wel op de schouders van. De vier chefs die ik heb meegemaakt hebben mij het nodige bijgebracht, ieder op zijn eigen manier. Bijvoorbeeld Jan Loorbach in 2000, grote charismatische man, deken in de advocatuur, maar ook oud basketballer. Als hij wat zei zat er altijd iets zinnigs én iets humoristisch in. Daarna Charles van Commenée. Echt een coach, liet het sporttechnische altijd prevaleren, was heel duidelijk… Dat soort dingen neem je mee. Mijn voorganger Maurits Hendriks… Die heeft het sportlandschap organisatorisch goed neergezet… Allemaal droegen ze bij aan hoe ik nu mijn taken invul.”
Inzoomend op de sport: jij bent zelf oud-zwemmer. Maar wat kun je als Chef bijvoorbeeld betekenen voor een… laten we zeggen judoka?
“Dat zou je eigenlijk aan hen moeten vragen. Maar wat ik graag zou willen betekenen is dat ik -met mijn team, want alleen kun je helemaal niks- een omgeving creëer waarin mensen zichzelf kunnen zijn. En waarin ze op het juiste moment kunnen pieken. Als een coach of sporter me vraagt om op een of andere manier, vanuit mijn kennis of netwerk, iets bij te dragen, dan ben ik er voor ze.”
Met de Olympische Spelen in aantocht gaat het ook altijd weer over politiek. Stoort dat je, die vermenging van sport en politiek?
“Het is zoals het is. Je hebt daar nu eenmaal mee te maken en sporters moeten ermee dealen. Ik probeer maar gewoon verstandige dingen te zeggen. Wij zijn het Nederlandse team, uitgenodigd door het IOC. Zij organiseren dit grootse sportfeest op aarde. Wij, het NOC, zijn een nationaal comité. Zij zijn verantwoordelijk voor het geopolitieke stuk, en wij moeten er onderling met alle NOC’s het beste van maken. Daarom vind ik het bijvoorbeeld belangrijk dat het Palestijnse NOC nog steeds contact heeft met dat van Israël. Ze sluiten elkaar niet uit. Dat is ook voor ons, voor de andere landen, heel waardevol. Zodat we het binnen de Olympische gemeenschap in goede banen kunnen leiden.”
Zie je voor sport een belangrijk rol weggelegd in dit opzicht? Als weg naar verbroedering?
“Absoluut! Sport heeft een enorm belangrijke rol binnen de wereldpolitiek. Maar onderschat ook niet de rol van het verenigingsleven binnen onze eigen samenleving. Dat is iets wat we ook de sporters meegeven. Zij kunnen nieuwe generaties inspireren. Met hun prestaties, maar óók met hun gedrag kunnen ze mensen raken… “
Heb je zelf ooit politieke druk ondervonden tijdens je sportcarrière?
“Jazeker. Bij mijn laatste spelen in Beijing zouden de finales opeens in de ochtend worden gezwommen, zo kregen we te horen. Dat vond ik al een lastige, omdat wij normaal ’s morgens de series hadden en ’s avonds de finales. Dat heb je bij clubkampioenschappen, regionale kampioenschappen, nationale kampioenschappen, overal. En dan wordt het bij de belangrijkste wedstrijd ooit opeens omgedraaid. En dat alleen maar omdat we op primetime in de VS op de tv moesten. Dat ‘offer’ moesten wij als zwemploeg dan maar brengen.
Maar in aanloop naar die betreffend Spelen waren er natuurlijk óók nog eens die verhalen over de mensenrechtensituatie in China. En sommige mensen zeiden mij dat ik helemáál niet moest afreizen. Daar heb ik toen wel serieus over nagedacht. Want als dat iets goeds teweeg zou kunnen brengen, dan was het me dat zeker waard. Maar tegelijkertijd werd ook tegen me gezegd: doe dat nou maar niet, want zo’n actie is één dag nieuws en wordt vervolgens vergeten. De impact is nihil en je hebt alleen jezelf ermee.
Als ‘defending champion’, voor mijn vierde olympische spelen, heb ik toen natuurlijk wel mijn verantwoordelijkheid genomen en ben ik het gesprek aangegaan met het IOC, met voorzitter Jaques Rogge, met allerlei influencers en kritische volgers over het feit dat de Spelen werden gehouden in Beijing. Feit is, wij als sporters hebben daar geen invloed op. Dat is lastig om mee om te gaan, want je wilt wel het juiste doen. Dat soort dingen speelt altijd. De sporters moeten hun focus behouden en oogkleppen opdoen en het is nu aan ons om dat in goede banen te leiden.”
Sporters zijn er om hun prestaties te leveren, maar gebruiken het podium ook om zich te uiten over allerlei maatschappelijke kwesties. Wat vind je daarvan?
“We zorgen dat ze goede informatie krijgen, we praten met elkaar, weten wat we aan elkaar hebben zodat we niet worden verrast. Ze hebben daar een mooi podium en het is aan hun daar verstandig mee om te gaan. “
Eigen verantwoordelijkheid?
“Absoluut.”
Bij de aanstaande Spelen in Parijs zou sprake zijn van verhoogde terroristische dreiging. Met Munchen ’72 in het achterhoofd weten we dat dit soort scenario’s werkelijkheid kunnen worden.
(Peinzend) “Mmmm, het is natuurlijk een heel belangrijk onderwerp. Maar dat is een Olympische gegeven: heel veel zaken spelen altíjd. Ik heb zelf twee spelen meegemaakt vóór 9/11 en twee erna. Daar waren ook spanningen. In Athene, die omstandigheden daar. Je hebt er nu eenmaal mee te maken. Ik heb veel contact met het organiserend comité, met het IOC, we hebben zelf een veiligheidsman binnen ons team van games operations, die heeft weer contact met de AIVD en daar liggen weer internationale lijntjes. Dus er is een netwerk om goed op de hoogte te zijn van wat er speelt. Veiligheid is een belangrijk aspect. Als je ziet hoe strak de openingsceremonie rond de Seine wordt georganiseerd, met al die veiligheidsmaatregelen…”
Leeft dit ook onder de sporters?
“Natuurlijk doet het dat. Maar ik heb niet het idee dat het hun voorbereiding of prestaties negatief beïnvloedt. Zij reizen normaliter ook de hele wereld over; ze zijn wat gewend. En het is aan ons om dit, voor zover mogelijk, in goed banen te leiden en sporters en coaches te informeren.”
Door naar een vrolijker onderwerp: tijd. Welke relatie heb je daarmee?
“In mijn tak van sport draait alles om tijd. Van kinds af aan al. Het was de manier om jezelf te meten. Of je beter was geworden, sneller ging. Of je training resultaat had gehad. Heel analytisch, verbeteren, dingen uitproberen, steeds meer leren. Maar op een gegeven moment bereik je zo’n hoog niveau, dan komen bepaalde doelen in zicht, een wereldrecord bijvoorbeeld. En als je dat wereldrecord dan zou kunnen realiseren tijdens de Spelen, dan was kans groot dat je ook nog eens Olympisch kampioen werd. Dus dat werd onze strategie. Heel gericht. Ik had altijd al lijsten van tijden die andere zwemmers zwommen op bepaalde leeftijd, zodat ik me kon meten met hen als denkbeeldige tegenstanders. Ik was altijd bezig met tijden. Het was een onderdeel van mijn constante motivatie.”
Snellere tijden waren belangrijker voor je dan een tegenstander naast je in het water?
“Zeker. Mezelf continu verbeteren, daar ging het om. Al haalde ik wel inspiratie uit tegenstanders. Als zij een record zwommen, waarom zou ik dat dan niet kunnen. En dan ging ik daarvoor.”
Je winst op Ian Thorpe in Sydney 2000 op 200 meter vrij was je mooiste winst ooit?
“Het was de eerste keer dat ik Olympisch Kampioen werd. Mijn voorganger was Wieger Mensonides. Die had brons gewonnen op 200 meter schoolslag tijdens de Olympische Spelen van 1960 in Rome. Maar sindsdien was er nooit meer een Nederlandse man geweest die een Olympische zwemmedaille won, laat staan een die kampioen werd. Dus ik moest heel veel stappen zetten om die traditie te doorbreken. En als dat dan lukt op zo’n belangrijke afstand, tegen zo’n grote zwemmer, zo’n grote kampioen… Dat heeft wel impact, ja.”
Ervaar je tijd in het water, wanneer je een race zwemt, anders dan op de kant?
“Bij een top wedstrijd, wanneer je goed bent voorbereid, goed in vorm bent, kom je in een flow. Dan lijkt het dat alle dingen automatisch, in een soort slow-motion, gebeuren. Een Messi in topvorm is niet te verdedigen. Die ziet aankomen wat een verdediger gaat doen voordat deze dat zelf weet. Mark Huizinga, de judoka die op dezelfde dag goud won als ik, was op de mat telkens een puzzels aan het oplossen, daar duwen, hier trekken… Automatismen nemen het in dat soort situaties over. Als je eenmaal in zo’n flow belandt, dan staat de tijd stil, kom je in een soort andere dimensie. Er is dan totaal geen besef van tijd meer. “
En nu, toekijkend van de kant, bijt je je nagels af?
(lachend) “Nee, ik kijk daar heel anders naar, heb daar een andere beleving bij. Ik gun ze die overwinning, maar ervaar totaal geen stress.”
Door op tijd: horlogemerk Carl F. Bucherer. Je bent sinds kort merkambassadeur. Had je voor die tijd al iets met horloges?
“Een horloge is het enige…. uhm nee… het belángrijkste sieraad voor mannen. Voor mij waren horloges altijd een geschénk. Ik heb mijn coach een horloge cadeau gedaan. Mijn vader één cadeau gedaan, mijn oom… En Ian Thorpe heeft mij een horloge cadeau gedaan bij mijn afscheid. Voor mij zijn dat momenten die je met dierbaren deelt én verbindt, waarmee je de tijd vangt in een herinnering. Het geeft op die manier heel veel waarde.
Toen Alexander (Wijt, distributeur van Carl F. Bucherer in Nederland; GB) bij mij kwam met het idee om mij ambassadeur te maken was ik eerst sceptisch. Want dit soort dingen doe ik eigenlijk niet. Maar zijn verhaal sprake mij aan, over zijn ondernemerschap, over het familiebedrijf achter dit horlogemerk… En daar ben ik gevoelig voor. Toen ik mezelf opnieuw ging uitvinden kreeg ik van een dierbare vriend een boek van Jim Collins, Good to Great. Dat is wel deels achterhaald, maar er staan ook waardevolle lessen in over hoe familiebedrijven floreren door hun authentieke cultuur. En ik ken hier in de regio ook diverse familiebedrijven en weet hoe die mensen met elkaar omgaan. Dus toen ik dit verhaal hoorde, sprak het me aan, en wilde ik best een rol spelen in de verspreiding ervan. Op een waardige manier, niet schreeuwerig, niet van kijk mij nou.”
Past het horloge bij je?
“Het is sportief en met name het oranje spreekt me natuurlijk aan. Het geeft me een bepaalde vorm van trots, zeker in aanloop naar de Spelen nu. Het straalt toch iets uit, ook naar de sporters toe. (lachend) En mijn kinderen vinden het ook mooi!”
Je zwembroek heb je aan de wilgen gehangen. Maar doe je nog wel aan sport?
“Jazeker. Met name door mijn kinderen. In 2008 heb ik natuurlijk afgebouwd om een normaal lichaam te krijgen en een beetje fit te zijn. Ik vind ook dat de sporters een mentaal en fysiek fitte Chef verdienen. Maar mijn oudste kwam op een gegeven moment met allerlei youtube-fimpjes over krachttraining, waarbij het verdienmodel was om poeders en pillen te verkopen. Toen heb ik aangeboden om hem de basis van krachttraining uit te leggen. Daarmee zijn we samen in de garage aan de gang gegaan. Prachtig om dat met je zoon te mogen doen! Techniek, techniek, techniek, zonder direct te focussen op gewicht. Zo trainen we nu driemaal per week.”
Geen zwemmende kinderen?
“Nee, mijn kinderen vinden zwemmen heerlijk, maar vooral in de zee tijdens vakanties.”
Weegt het gewicht van een vader die olympisch kampioen is misschien te zwaar om zelf met wedstrijdzwemmen te beginnen?
“Dat hebben ze nooit zo uitgesproken. Mijn jongste is wel getalenteerd, hij won zonder voorbereiding de schoolkampioenschappen. Toen ik vroeg of hij het geen prachtige sport vond zei hij dat het echt niets voor hem was. Veel te koud en zo. Hij deed liever teamsporten.”
Doet dat geen pijn, omdat jij die zwempassie zelf wel deelde met jouw moeder?
“Nee, want ik weet dat zo’n traject in de sport, met al de ambities, met de uitdagingen, met het leuk houden ervan, een enorme intrinsieke motivatie vergt. Als die er niet meteen al is, dan is de sport best zwaar, mentaal en fysiek.”
Zwembroek, trainingspak of jasje met overhemd… Waarin voel je je tegenwoordig het best?
“Jasje met overhemd. Voor een zwemmer is kleding puur iets functioneels. Maar in de rol die ik nu heb, als pappa van vier kinderen, Chef de Mission, de bedrijven waar ik mee samenwerk… Dan is jezelf verzorgen, je kleding op orde, ook een vorm van respect naar anderen toe. Ik ben geen topsporter meer, dus geen trainingspak voor mij.”
Ben je materieel ingesteld?
“Nee, mijn levensmotto is vrienden en verhalen. Ik heb dierbare vrienden verloren. Aan kanker, hartstilstand, dat soort dingen. Een vriend lag in het AMC, daar ging ik iedere week op bezoek. En dan ga je het niet hebben over je mooie huis, je auto… Dan praat je over de mensen die je gaan missen als je er niet meer bent, over de avonturen die je samen hebt beleefd.
Zo zie ik ook deze uitzending naar de Spelen. Ik heb een mooi team, met goede experts. Met de een heb ik meer dan met de ander, natuurlijk, maar met z’n allen ga je ervoor zorgen dat we prachtige dingen gaan beleven. Dat bepaalt straks ook of voor mij de Spelen zijn geslaagd. De sporters moeten natuurlijk een goede tijd beleven, mooie prestaties neerzetten. Maar mijn kinderen moeten ook zeggen dat ze door sommige momenten geraakt zijn, momenten als van BMX-er Niek Kimman die in Tokyo een breuk in zijn knie opliep, toch weer opstond en alsnog goud won. Of marathonloper Abdi Nageeye die zilver won en ook zijn Belgische kompaan over de finish hielp voor het brons…
Dat soort wow-momenten hoop ik dat mijn kinderen getuige van zijn. Want als zij daarvan genieten, dan doen meer mensen dat.”
Over het horloge
De Carl F. Bucherer Patravi TravelTec Orange. Met een edelstalen kast van 46,6 mm, drie tijdzones, chronometer-precisie en een chronograaf functie.