“Eigenlijk had ik liever thuis willen zijn nu, bij mijn familie”, zegt Jussi Adler-Olsen (1950) terwijl hij naar buiten kijkt, waar fietsers op de Herengracht al vloekend uitwijken voor een midden op de weg geparkeerde bestelbus…
Tekst: Hans van Wetering
Het interview vindt plaats niet lang nadat Rusland Oekraïne is binnengevallen. Adler-Olsen is in Amsterdam voor de promotie van zijn nieuwste thriller, Natriumchloride, deel 9 uit zijn zogeheten Q-serie rond inspecteur Carl Mørks (en de politieafdeling Q in Kopenhagen) en de verfilming van Het Marco-effect uit 2013. Sinds het eerste deel van de serie in 2007 verscheen, zijn er wereldwijd al 27 miljoen boeken van verkocht, waarvan een miljoen in Nederland.
In het nu
Maar de oorlog in Oekraïne is onontkoombaar. Verhalen over wreedheden en oorlogsmisdaden beheersen het nieuws. De wereld is plotseling een andere en dat heeft effect op zijn werk, zegt Adler-Olsen. “Mijn boeken ontwikkelen zich met de tijd mee. Ik word gedwongen na te denken over die wereld, en dat komt in mijn boeken terug. Die boeken spelen in het hier en nu, volgen elkaar direct op in de tijd. Natriumchloride eindigt op tweede kerstdag 2020. En eigenlijk moet het nieuwe boek dat ik ga schrijven, deel 10 van de serie, direct daarna verder gaan, op 1 januari 2021. Maar ik twijfel, misschien moet ik een jaar overslaan en gelijk doorgaan naar de huidige tijd. Ik kan de verschrikkelijke dingen die nu aan de hand zijn niet negeren.”
Machtsmisbruik is in Adler-Olsens boeken alom aanwezig. Machtsmisbruik in de maatschappij, machtsmisbruik in families. Het heeft te maken met zijn achtergrond, zegt de schrijver. Hij studeerde psychologie en politieke wetenschappen. En dan is er nog iets heel anders dat maakt dat Adler-Olsen bijna de perfecte ‘opleiding’ heeft voor een thrillerschrijver.
Foto: Politikens Forlag
Elektroshocks en erger
“Ik ben opgegroeid in een psychiatrische inrichting. Mijn vader was psychiater en in die tijd was het gebruikelijk dat families van werknemers in het instituut zelf woonden. We aten ook samen, in een gezamenlijke keuken, met de verplegers, met artsen. Het was begin jaren vijftig; psychofarmaca bestonden nog niet, je kon eigenlijk niets doen. De behandeling was verschrikkelijk: patiënten werden vastgebonden, kregen elektroshocks en erger. Sommigen zaten in kooien, vrijwel zonder kleren. Mijn vader was een goede man, maar voor sommige andere artsen was ik als de dood. Die gedroegen zich echt als koningen, echte naarlingen. Een van de artsen pakte tijdens het eten altijd eerst een glas water, daar deed hij daar twee rauwe eieren in, en vervolgens dronk hij het in één teug leeg. Dat was echt een ongelofelijke klootzak. Lobotomie was zijn specialiteit.”
Het was de wereld op z’n kop. Een wereld waarin patiënten slachtoffers waren en de artsen de echte schurken, waarin de kinderen dagelijks met de patiënten omgingen, iets waarvan Adler-Olsens vader geloofde dat het voor beide goed was.
“Ik had een bodyguard, een scheepskapitein met een pokdalig gezicht. Het was een enorme vent die altijd zo’n enorm brede John Wayne-riem droeg en waarvan het verhaal ging dat hij iemand kon doden met één klap: het is een van de weinige echt bestaande mensen die ik in mijn boeken heb gebruikt, in Alphabet House. Maar hij was helemaal niet nodig, het was niet gevaarlijk.”
Bevriend met moordenaar
Met sommige patiënten bouwde de schrijver zelfs een vriendschap op. “Inspecteur Carl Mørck is deels gebaseerd op een van die patiënten. Hij had zijn vrouw vermoord, maar voor mij was hij een aardige man. Hij huilde vaak, en dan troostte ik hem. Het leerde me al vroeg dat goed en kwaad niet absoluut gescheiden zijn, dat beiden in één persoon kunnen huizen. Later begreep ik dat het ook echt in ieder hoofd kan gebeuren. Je ziet dat nu in de Oekraïne opnieuw.”
Slechtheid wordt vaak geassocieerd met een bewuste actie, zegt Adler-Olsen, maar het is net zo vaak een afwezigheid van bewustzijn, afwezigheid van empathie. Dat laatste is volgens de schrijver een wezenskenmerk van deze tijd, waarin het altijd om het ‘ik’ draait. Zijn nieuwe thriller, Natriumchloride, gaat over mensen die geen enkele interesse hebben in wat ze teweegbrengen, die zich op geen enkele manier verplaatsen in de ander.
Dat laatste is precies wat Adler-Olsen wel altijd uitgebreid doet voordat hij een thriller schrijft: “Ik ken de personages uit mijn boek lang voordat ik het boek schrijf. Ik verdiep me echt in die personages, probeer ze te leren kennen. Voor het Alfabethuis (zijn eerste thriller, uit 1997) heb ik eerst tachtig pagina’s geschreven over de jeugd van hoofdpersonages, twee piloten, maar daarvan vind je niets terug in het boek. Ik heb die pagina’s niet gebruikt. Het boek begint als het ware op pagina 81, maar die jeugd had ik nodig om de personages te begrijpen, om te begrijpen waarom ze spraken zoals ze spraken, zeiden wat ze zeiden.”
Egoïstische wereld
Het is wat de auteur ook deed voor de Q-serie. Maar in de loop van de vijftien jaar dat de serie inmiddels loopt hebben de hoofdpersonages zich wel ontwikkeld, zegt Adler-Olsen, doordat ook de maatschappij waarin we leven, en waarin zíj leven, is veranderd, egoïstischer is geworden.
Buiten wordt getoeterd. Het busje staat nog steeds waar het staat. Een ongeduldige taxichauffeur hangt uit zijn auto. Dan komt de bestuurder van het busje aangelopen. De taxichauffeur heft zijn handen ten hemel, zichtbaar geïrriteerd. De bestuurder lacht een beetje, haalt zijn schouders op, stapt in en rijdt kalmpjes weg.
Hij hoopt dat zijn boeken ertoe leiden dat lezers gaan nadenken over de maatschappij waarin zijn thrillers zich afspelen, zegt Adler-Olsen even later. “Mijn boeken hebben altijd een boodschap. Waarom zou je anders überhaupt een boek schrijven?”
Het hoofdpersonage van Het Marco-effect, deel 5 uit de Q-serie waarvan de recente verfilming nu te zien is op streamingplatform myLum, is een zigeunerjongetje – “en eigenlijk is hij dat niet eens, want hij heeft geen enkele achtergrond”- die in grote problemen komt. De onderliggende boodschap van de film volgens de schrijver: “Zorg voor je kinderen, doordring ze ervan dat er andere kinderen bestaan die onder veel slechtere omstandigheden leven, zorg dat ze af en toe die kant opkijken.”
Dat de maatschappijkritiek in zijn boeken echt groot effect sorteert, gelooft Adler-Olsen echter niet. Dat doet een thriller niet, want (lachend): “In deel 7, Selfies, dat in 2016 verscheen, schreef ik over het effect van de smartphones. Nou, dat heeft ook niet echt geholpen.”