Spoiler alert: Michiel Romeyn heeft geen stijl, stelt hij volmondig. Om merkkleding geeft hij eigenlijk niks, hij koestert zijn dertig jaar oude klassieke BMW Touring, reizen doet hij niet veel, en hij draagt liever geen horloges om zijn polsen of ringen om zijn vingers – anders raakt ie ze toch maar kwijt. Wél heeft hij een interessante fascinatie. En stevige opvattingen. Gentlemen’s Watch sprak met hem over zijn onlangs verschenen boek en expositie waarin hij ons eraan herinnert hoe macaber de dood voor sommigen is – en hoe specifieke plekken binnen enkele seconden het toneel vormden voor leven en dood.
Tekst: Rosan Bijpost Fotografie: Paul Tolenaar
Bekend van het komische Jiskefet, heeft Romeyn inmiddels ook vele rollen van criminelen en schurken vervuld. Niet alleen op het grote doek is dit een belangrijk thema, ook in zijn huidige werken vormt het de rode draad. In zijn nieuwste boek ‘Een klap in het donker’, maakt Romeyn een rondgang door de Amsterdamse onderwereld en bezoekt hij historische plaatsen delict waar onder andere gangsters, criminelen en een jurist hun laatste adem uitbliezen.
“Liquidaties hebben mij altijd al gefascineerd. Maar toen er in Amsterdam zo’n twintig of dertig jaar geleden de een na de ander werd omgebracht, trok dat mijn aandacht. Dat was de tijd van Holleeder. Ik vond het spannend om op die plekken te gaan kijken. Dat heeft ergens een hoog Telegraaf-gehalte, iets sensationeels. Maar het heeft ook iets abstracts. De straat verandert in een soort decor. Je staat op een plek waar er op het ene moment nog iemand levend rondloopt, om een seconde later dood neer te vallen.
Volgens mij mag en kan je alles zeggen wat je wil – ik heb daar zelf tenminste geen moeite mee.
Iemand met een hartaanval kan ook ter plekke dood neervallen, maar dat is anders. In het geval van moord, een liquidatie, gaat het mij erom dat het bedacht is. Er is iets broeierigs aan de hand. Iemand zit te wachten, te kijken en te spotten. Om vervolgens de trekker over te halen. De beslissing om het leven van een ander te beëindigen, is heel vreemd. Maar dat is wel de aard van het beestje, van de mens. Tegenwoordig is het niet meer dan normaal om elkaar af te slachten. Dat noemen ze misschien wel de donkere kant van de mens, maar het is inmiddels een algemeen goed. Het is het nieuwe normaal geworden.”
Daarmee duidt Romeyn op de huidige situaties en het regeringsbeleid in vele landen, die in zijn ogen totaal idioot zijn. “Ik ben niet op zoek naar het slechte van de mens, je wordt daar gewoon mee geconfronteerd. Kijk maar naar de wereld om je heen. Poetin, Trump… Ik hou mijn hart vast. Of dat de PVV inmiddels zo groot is. Dat had je een paar jaar geleden toch bijna voor onmogelijk gehouden? Die rare gek met die pruik op zijn kop. We zijn in een idioot tijdperk aangekomen. Het nog grotere Ik-tijdperk.
Je ziet enorme verrechtsing en daarmee verdwijnen sociale codes. Er heerst steeds meer hufter- en proleterig gedrag. Maar ja, het zegt meer over de mensen die op Wilders stemmen, dan Wilders zelf. Zij denken dat ze de wereld daarmee beter maken, maar dat is voor mij totale waanzin. Het wordt er alleen maar erger op.”
Had ik lange benen, en was ik wat minder dik, dan zou ik elke dag voor de kleding van Paul Smith gaan.
Hoop dat het nog goedkomt met de wereld, heeft Romeyn niet. Of hij met zijn boek of expositie misschien een boodschap wil overbrengen? Ook niet. “Mijn werken hebben te maken met de wereld van nu. Het is mijn interpretatie. Ik vind het interessant om te doen. Om dingen te maken. Ik kom niet van de toneelacademie, maar van de kunstacademie. Ik werd altijd gevraagd voor de penose-, criminele- of arbeiders-rollen. De criminele vond ik het spannendst. Dus nu maak ik er kunst over, om er zelf meer vat op te krijgen. Daar gaat mijn boek over. Voor mijn expositie reed ik samen met mijn vrouw naar Utah Beach in Normandië. Dat is een kilometers lang strand waar geallieerden landden op D-day. Er zit nog een heleboel menselijk DNA in het zand van alle doden die er zijn gevallen.
Daar heb ik monsters van genomen, en de omgeving gefotografeerd. Ook ben ik – lang geleden in Amsterdam– de stoeptegels waar Van Kleef, Van Hout, Endstra en andere figuren zijn omgebracht, gaan fotograferen. Samen vormt dat de expositie. Er zit verder geen betekenis achter. Het gaat om de vergankelijkheid. Een constatering. Iets was er, en plots niet meer. Eigenlijk een heel simpel gegeven. Maar waar de Franse impressionisten een bruggetje of zonnebloemen schilderden, vind ik dit passen bij deze tijd.”
In tegenstelling tot zijn huidige werken, komen er uit Romeyns carrière ook lachwekkende creaties voort. Bekend van Jiskefet, werd hij regelmatig in een komiekenhokje geplaatst, maar ook Jiskefet had een donkere kant, volgens Romeyn. “Kijk maar eens goed. Het zijn misschien wel dijenkletsers, maar wel met een wrange, macabere kant. Wonderlijk idioot of zwart. Net als Fawlty Towers of Monthy Python. Daar kun je wel hard om lachen, maar die zijn beide eigenlijk ook heel zwartgallig. Fawlty Towers is één grote chaos en aaneenschakeling van pijnlijke gebeurtenissen en Monthy Pyhton is een wonderlijke wereld, maar ook een rare en wrange wereld. Er is geen humor dat bestaat zonder leed. Tegenwoordig is dat anders. Elkaar belachelijk maken kan niet meer. Mensen schijten in hun broek uit angst om te ver te gaan met humor. De jongens van ‘Dit was het Nieuws’ vind ik wel geestig. Zij gaan behoorlijk ver, dat ik denk: oh jezus. Je wordt er toch steeds meer op gewezen. ‘Nou, nou kun je dat wel zeggen?’, hoor je in gezelschappen. Volgens mij mag en kan je alles zeggen wat je wil – ik heb daar zelf tenminste geen moeite mee.
Ik ben niet op zoek naar het slechte van de mens, je wordt daar gewoon mee geconfronteerd.
Het is vooral de blanke man die dat graag bepaald. In Jiskefet speelde ik de figuur Oboema de witte neger. Dit typetje leidde tot een enorme schare fans in onder andere de Surinaamse gemeenschap. Het zijn vooral die blanke mannen die er moeite mee hebben, die willen bepalen wat je wel en niet mag zeggen over een ander. Mij maakt dat niet uit. Ik heb wel hoog in mijn vaandel staan dat het daadwerkelijk geestig moet zijn. Ik ga niet iemand voor lul zetten.”
De scherpe humor en fascinatie voor ongelofelijke taferelen laten weinig tijd en ruimte over voor zorgen om outfits en stijl. “Ik hou er niet van om mezelf uit te sloven met kleding. Daar ben ik niet ijdel genoeg voor. Als ik het lijf ervoor had, zou ik me er wel meer naar kleden. Had ik lange benen, en was ik wat minder dik, dan zou ik elke dag voor de kleding van Paul Smith gaan. Zo’n mooi gesneden broek en een mooi jasje. Dat vind ik wel prettig. Maar verder doet merkkleding me niks. Een casual spijkerbroek, colbertje, het liefst een paars overhemd –maar die zie je nu niet meer– en een Reebok sneaker eronder vind ik een prima outfit. Aan sieraden doe ik verder niet. Horloges, brillen, ringen, ik hou niet van dingen aan mijn handen, of ik laat het wel ergens liggen. Betekent niet dat ik horloges niet kan waarderen. Een klassieker als Omega of IWC blijft mooi. Maar een horloge met allemaal draaiknoppen en schroeven of zo’n gigantisch duikhorloge. Wat moet je ermee?”
Een klap in het donker van Michiel Romeyn is vanaf nu verkrijgbaar.