Naast fotowerken van prehistorische dinosaurusskeletten geniet de Duitse kunstfotograaf Christian Voigt (1961) internationale bekendheid om zijn monumentale, hyperrealistische landschappen en architectuurfotografie. De avonturen van astronauten die de grenzen van de menselijke horizon verkennen, vormden het startpunt voor zijn nieuwe serie LUNAR. “De aarde is ons enige ruimteschip.” Een gesprek met een technisch vakfanaat.
Tekst: Kirstin Hanssen Fotografie: Christian Voigt
Christian Voigt opende eind oktober 2024 een nieuwe expositie bij de Amsterdamse Wanrooij Gallery, waar zijn nieuwste werk LUNAR op groot formaat werd tentoongesteld. “Voor de lijsten hebben we met Martijn Wanrooij iets speciaals bedacht waardoor ze extra goed passen bij de prints,” vertelt Voigt. De werken tonen iconische ruimtepakken en technologische hoogstandjes uit de VS en Rusland op een unieke manier, tegen een zwarte achtergrond. Van de logge pakken uit de vroege jaren tot de moderne, strak vormgegeven pakken van vandaag: de beelden laten de voortdurende evolutie van ruimtevaarttechnologie zien. Wat opvalt in zijn werk, en inmiddels zijn signatuur is geworden, is Voigts fotografisch realisme met haarscherpe, rijk gedetailleerde foto’s. Dit is het resultaat van wat hij omschrijft als “de perfecte blend” tussen zijn analoge Zwitserse camera en een digitale postproductie.
Naar de maan en terug
Al sinds zijn jeugd is Voigt gefascineerd door ruimtevaart. Rond het 50-jarig jubileum van de maanlanding in 1969 begon hij aan het project LUNAR. “De maanlanding staat weer volop in de belangstelling nu NASA de Artemis-missie voorbereidt. Vijftig jaar geleden waren het alleen de VS en Rusland die maanmissies uitvoerden. Er gingen talloze testen aan vooraf voordat Neil Armstrong zijn eerste stap op de maan zette. Ik wilde de originele ruimtepakken en objecten uit de jaren ’60 en ’70 vastleggen als een visuele ode aan dat analoge ruimtevaarttijdperk, zoals ik het noem,” vertelt Voigt.
Het project had zich bijna beperkt tot Amerikaanse objecten, maar in 2019 maakte hij een belangrijke reis naar Moskou. Een organisatorisch huzarenstukje, want met een camera heb je talloze vergunningen nodig. “We hadden geluk: onze terugvlucht was de laatste voor de Covid-lockdown. Nu zou ik niet meer in Rusland terecht kunnen voor dit werk.”
Baikonur Cosmodrome als droom
Daarna werd het project door de pandemie zo’n twee jaar vertraagd. Vervolgens reisde hij naar de VS, waar NASA zeer behulpzaam bleek. “NASA stond me toe om ook objecten te fotograferen die normaal achter gesloten deuren blijven.” Soms speelt Voigt met de realiteit, zoals bij de helm van het Apollo 17-pak waarin het maanmobiel wordt weerspiegeld. “We gebruikten een bestaande foto om de verbeelding van de kijker te prikkelen.” Hoewel de serie nu compleet is, heeft Voigt nog één droom: toegang tot het Baikonur Cosmodrome in Kazachstan, ’s werelds grootste raketlanceerbasis, gerund door de Russen . “Als buitenstaander, en vooral als fotograaf, is het buitengewoon lastig om toestemming te krijgen om het terrein te betreden, laat staan om professionele foto’s te maken op deze zwaar beveiligde locatie. Maar het blijft een grote wens. Misschien krijgt LUNAR ooit een vervolg.”
Vrede tussen de sterren
Voigt reflecteert op de samenwerking tussen naties in de ruimte: “Het is verbazingwekkend wat mensen kunnen bereiken wanneer ze samenwerken, zoals het bouwen van een raket. Als je naar oude foto’s kijkt, zie je hoe ze de berekeningen maakten met de zwaartekracht van de aarde. Natuurlijk waren er toen al computers, maar veel van die berekeningen staan nog gewoon op papier uitgewerkt. En wat ik ook heb geconstateerd: tijdens ruimtemissies bestaat geen oorlog. Daar werken Amerikanen en Russen zij aan zij en vliegen ze gezamenlijk in capsules naar ruimtestations. Misschien praten ze tijdens de lunch over politiek, maar uiteindelijk draait alles om teamwork, niet om nationaliteiten.”
De aarde als moederschip
Voigt is gefascineerd door de onstuitbare menselijke drang om onze planeet te verlaten en nieuwe werelden te ontdekken. “Het blijft echter dubbel. Aan de ene kant kost het miljarden om deze ruimtereizen te organiseren, terwijl er nog steeds kinderen sterven aan honger. Wist je dat er meer kennis is over het heelal dan over onze oceanen? We kunnen naar de maan vliegen, maar het lukt ons niet om onze rivieren schoon te houden. En ik wil niet als een fanatieke milieuactivist overkomen, maar ik vraag me wel eens af: zijn we wel gemaakt voor space travel? Is de aarde niet eigenlijk ons ruimtevaartuig en is ons lichaam als het ware een ruimtepak? Het is belangrijk dat we de aarde niet verwoesten, want zij is ons enige ruimteschip.”
Ongelooflijk of ongeloofwaardig?
Voigt gaat filosofisch verder: “We begrijpen wat een zwart gat is, maar wat zich daarachter bevindt, is nog niet volledig doorgrond. Misschien zullen we het idee van de ruimte nooit volledig vatten. Ik zeg altijd: ‘We kunnen naar de maan vliegen, maar de rest is fantasie.’”
Daarop voortbouwend, sommige mensen geloven niet dat de maanlanding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Terwijl we kijken naar de ruimtepakken en het materieel dat Voigt zo schitterend heeft vastgelegd, lijkt het ongelooflijk dat mensen daarmee door de ruimte zijn geschoten. “Laten we vooropstellen dat ik de maanlanding absoluut niet in twijfel trek,” benadrukt Voigt. “Sterker nog, ik heb er tijdens een persoonlijke ontmoeting met Buzz Aldrin, de tweede man op de maan, over gesproken.
Hij legde uit dat de ervaring voor hem en Neil Armstrong totaal anders was dan voor de massa. Mensen hebben geen idee hoe het was om naar de maan geschoten te worden in zo’n krappe cabine en daar rond te lopen. Dat is niet te bevatten. Maar dat betekent niet dat het daarom nooit gebeurd is. Toen Aldrin later hierover een vraag kreeg van een verslaggever, gaf hij de man als antwoord een flinke klap in zijn gezicht.”
Duurzame fotografie
Als we het vervolgens hebben over de razendsnelle ontwikkeling van AI en de beeldoverload via sociale media, zegt Voigt: “Over 20 jaar moeten we erbij zeggen dat het om echte foto’s gaat. Ik wil authentieke beelden maken die blijvend zijn; beelden waar je vaker naar wilt kijken en waarin je keer op keer iets nieuws kunt ontdekken. Beelden die niet ‘swipebaar’ zijn, maar uitnodigen om bij stil te staan, zoals je misschien ook bij een schilderij in een museum doet. Dat is wat ik hoop te bereiken met mijn exposities: dat mensen met beelden in hun hoofd weggaan en terugdenken aan mijn werk.”