Hij speelde in films als Mijn vader is een vliegtuig, Schitterend en Wat is dan liefde, heeft rollen in de series Arcadia, Blind Sherlocks (een nieuwe Netflix-serie), De TV Kantine en Het Klokhuis, won een Gouden Kalf voor zijn vertolking van Ramses Shaffy en maakte tot eind 2024 deel uit van het ensemble van Internationaal Theater Amsterdam. Hij vliegt van de filmset naar het toneel en is er tijd over? Dan staat hij wel ergens te zingen op een podium of host hij zijn eigen podcast. Maarten Heijmans zit niet stil. Een artiest in hart en nieren zou je zeggen, maar zo omschrijft hij zichzelf liever niet. “Die term is weggelegd voor Prince.”
Tekst: Rosan Bijpost. Fotografie: Amrita Panday (portret); Bjorn Frins (Die Dreigroschenoper-portret)
Met gemengde Aziatische roots en zijn grijze lokken is Heijmans een opvallende verschijning. Hij geeft om zijn uiterlijk – “net als iedereen, toch? Maar wel op een gezonde manier. Ik ben niet ijdel” – en droeg voor het laatst een horloge toen hij nog kind was: “Zeker sinds de komst van de telefoon, zie ik geen enkele reden om er een te dragen.” Alhoewel hij lui kan zijn, vindt hij het heerlijk om na het sporten de sauna in te duiken, in huis te rommelen, naar de bioscoop te gaan of te koken voor vrienden en familie.

Maar als het even kan rijdt hij op zijn BMW GS 700 en dompelt hij zich onder in een ultiem gevoel van vrijheid. Vrijheid qua parkeergelegenheid in de stad, maar vooral een fysieke vrijheid die je nergens anders ervaart: “Je bevindt je gewoon continu in een nieuwe situatie. Met niks tussen jou en je omgeving in. Alleen jij daar in het moment. Dat vind ik een heel fijn gevoel.”
Terwijl Gentlemen’s Watch hem spreekt over zijn werk bakt hij thuis voor zichzelf een eitje. En ook daar bevindt hij zich continu in een nieuwe situatie. In de periode dat dit interview plaatsvindt is hij druk bezig met de musical Hadestown en wanneer dit magazine bij de drukker ligt worden de voorbereidingen getroffen voor zijn operadebuut: Die Dreigroschenoper (De Driestuiversopera). Maar hem een artiest noemen, dat mogen we dus niet.
“Als ik aan een artiest denk, zie ik vooral de Amsterdamse Schouwburg in de jaren zeventig voor me, met alle vormen van glitter en glamour die eigenlijk niet meer bestaan. Tegenwoordig vind ik artiest vooral hoogdravend klinken. Alsof er een soort morele superioriteit van uit gaat. Ik ben een artiest. Daar moet je in mijn ogen echt Michael Jackson voor zijn.” Maar eigenlijk doet het er volgens Heijmans niet toe hoe je jezelf karakteriseert, benoemt of beschrijft. “Het heeft geen zin om een beeld van jezelf te schetsen. Om te proberen jezelf te zien door de ogen van een ander. Dat is als een tand die op zichzelf probeert te bijten: onmogelijk, want je bent geen getuige van jezelf. Bovendien: interesting people are interested. Een mooi inzicht van Stephen Fry waar ik naar leef. De mensen die wij interessant vinden, zijn altijd de mensen die iets anders interessant vinden. En daar heel ver in gaan. Ze zijn niet bezig met zichzelf of hoe ze gezien worden, maar gewoon met wat ze boeit. Een bijproduct daarvan is dat ze zelf juist interessant worden.”

Toch zijn er een paar termen die Heijmans wel op zichzelf van toepassing vindt. Zo parkeert hij zijn vele bezigheden liefst onder de noemer ‘performer’, is hij een dromer en typeert zichzelf als introvert. Een interessante eigenschap voor iemand die een groot deel van zijn leven in de schijnwerpers doorbrengt. Haast tegenstrijdig. Maar hij is niet de enige. “Ik denk dat veel acteurs of muzikanten zich niet helemaal gehoord voelen in het dagelijkse leven. Moeilijker een connectie maken. Een weg zoeken om zichzelf te uiten en dat dan in een abstracte vorm vinden. Het podium biedt een veilige wereld waarin afspraken helder zijn. Avonden worden herbeleefd en je weet wat er tussen jou en de andere persoon gebeurt.
Het publiek vraagt juist om de connectie. Kijk: als mens heb je allerlei gedachtes, ideeën. Maar kunst heeft weinig direct nut, zoals voedsel dat bijvoorbeeld heeft, of zoals een dak boven je hoofd belangrijk is. In het echte leven zitten sommigen er helemaal niet op te wachten dat jij bepaalde gedachtes hebt over een muziekstuk of iemand op straat inspiratie vormt voor een personage. Het is het niet nodig. In een kunstexpressie wel. Dan kopen ze er zelfs een kaartje voor. Of sluiten ze een Spotify-abonnement af. Dan wordt er bevestigd: we vinden het interessant. We zijn benieuwd naar hoe jij de wereld ziet. Hoe jij een verhaal vertelt.”
Geen moreel vingertje

Binnenkort staat Heijmans op het podium om het verhaal van Mackie Messer te vertellen in Die Dreigroschenoper: een mix van cabaret, toneel en zang, waarbij alle rollen worden gespeeld door operazangers – behalve die van Heijmans dan. Het stuk, geschreven door Bertolt Brecht en met muziek van Kurt Weill, is inmiddels bijna honderd jaar oud, maar nog steeds actueel en een aanmoediging om na te denken. “Brecht schreef veel over klassenongelijkheid, zonder dit romantisch te maken. In plaats van dat de CEO de rijke slechterik is, en de laagbetaalde werknemers hulp nodig hebben, schreef hij juist hoe verschrikkelijke arme mensen soms zijn en hoe grof het kan worden in een achterstandswijk. Hij toonde de oneerlijkheid van de samenleving en spaarde niks. In afwisseling met speelse muziek en vrolijke jazznummers, zorgt dat voor verwarring, maar vooral bewustwording. Hij oordeelde zelf niet, liet het morele vingertje achterwege en liet de vraag bij het publiek: wat vind jij goed of slecht? En dat is wel de manier om het te doen. Om iets mee te geven aan je toeschouwers. Want als jij als maker al oordeelt, dan luistert het publiek niet meer.”
Van romcoms tot kindertelevisie en van biografische series tot opera: Heijmans geeft in zijn werk altijd een boodschap mee. Maar wat die boodschap is, dat doet er voor hem niet toe. “Ik wil mensen raken en ze ergens over na laten denken. Dat kan een maatschappelijke kwestie zijn of het kan over de liefde gaan. Dat hoeft niet direct duidelijk te zijn. Er moet iets worden aangesproken. Ik hoef geen morele of opvoedkundige boodschappen mee te geven. We vinden Vincent van Gogh ook niet goed omdat hij met zijn schilderijen zegt hoe je moet zijn. Hij laat zíjn visie op de werkelijkheid zien en daar valt genoeg over na te denken.”
Als artiest, of performer dus, sta je op het podium om een wereld te delen. Een verhaal te vertellen. Iets aan te wakkeren. Maar je moet het publiek niet willen sturen, benadrukt Heijmans. In tegenstelling tot de kunstenaars achter de gamelandschappen. Een wereld die Heijmans lovend bespreekt in zijn podcastshow en waarin hij zich helemaal kan verliezen. “De developer heeft een wereld gecreëerd waar hij jou doorheen wil loodsen. Daar is een doel, er zit zingeving in. Dat vind ik fascinerend. Wat wil de maker dat jij doormaakt? Wat wil hij jou laten voelen? Het is net als theater, alleen word je hier meer aan de hand meegenomen. Een interessante vorm van kunst, vind ik.”

Technische emoties
Terug naar die ‘veilige wereld’ op het podium: als de acteurs weten wat er gaat gebeuren, er een vaste vorm is, hoe zorg je er dan voor om het overtuigend te blíjven brengen? Als Mackie Messer kruipt Heijmans in de huid van een moordenaar, een vuil persoon. Emoties die in het persoonlijke leven niet worden aangeraakt, moeten op het podium overkomen alsof het je natuurlijke aard is. Avond in, en avond uit. “Dat kan emotioneel uitputtend zijn. Toch word je daar behendig in. In het begin denk je: ik moet het zijn, ik moet het voelen. Ik ben zelf conflict vermijdend, dus vroeger had ik weleens moeite om boos te spelen.
Maar het is echt een vak. Een vorm die je moet vinden. Een techniek. Je bent ook gewoon maar een klein radartje in het geheel. Je hebt je kostuum, de tekst, de andere spelers. Sámen vormt het de emotie. Bovendien hoef je niet zelf te weten hoe het is om dat te voelen. Vincent van Gogh was zelf ook geen zon. Hij schilderde er één. Met verf en techniek. En dat geldt ook een beentje voor een acteur. Je bént het niet. Ik voel de emotie niet exact zoals jij hem ziet in de zaal. Misschien ben ik wel iets heel heftigs aan het doen, maar bedenk ik me ondertussen dat ik morgen nog de loodgieter moet bellen.”

Van typecasting is bij Heijmans geen sprake. De variatie aan verhaallijnen, settingen en bijbehorende emotie zorgen ervoor dat Heijmans elke keer weer een uniek karakter neerzet. Waar je hoort dat sommige acteurs volledig opgaan in hun karakters, zelfs buiten het filmen om, blijft Heijmans bij zichzelf. Als verhalenverteller. “In Hollywood gaan ze daar weleens heel ver in. Dat heet method-acting. Daar kijken we in Nederland een beetje op neer. Daniel Day-Lewis deed dat bijvoorbeeld.
Hij speelde een gehandicapte man die in een rolstoel zat. Dat voerde hij zelfs door buiten het filmen om. Dan bleef hij in zijn rolstoel zitten en liet hij zich voeren door anderen. Als dat voor hem werkt, prima, maar ik vind dat een beetje aanstellerij. Ik heb weleens zoiets geprobeerd toen ik Ramses Shaffy speelde. Ik was nog aan het ontdekken en experimenteren hoe ik die rol ging vertolken en vroeg iedereen op de set om mij Ramses te noemen. Ook buiten de scènes om. Maar na twee, drie dagen dacht ik: dit slaat helemaal nergens op. Ik ben gewoon Maarten.”
Dat Heijmans een carrière zou hebben als dit, had hij altijd wel gedacht. “Niet uit arrogantie ofzo, maar ergens wist ik het gewoon. Het Klokhuis is een van de redenen dat ik ben gaan acteren. Ik keek er als kind elke dag naar. Het inspireerde mij. Ik dacht dan altijd: ik wil ook zo’n volwassene worden die gewoon nog steeds speelt. Nu ik zelf in het Klokhuis speel, voelt het een beetje alsof het klokje rond is. Ik kijk de cowboy-sketches daarvan ook regelmatig terug. Die vind ik gewoon goed. Dan voel ik me echt trots. Hoe ik het doe, dat ik daar gewoon sta met al die leuke acteurs om me heen en dat ik zulke tof geschreven scènes mag spelen. Het is allemaal fijn gelopen, en daar ben ik me heel erg bewust van. Ik denk dat mijn jonge ik heel opgelucht en dankbaar is.”
Van 14 november t/m 14 december toert Opera Zuid door het land met Die Dreigroschenoper. Maarten Heijmans vertolkt Mackie Messer in het toneelstuk, dat wordt geregisseerd door Servé Hermans.

