Het leven van geheimagent Johan van Kastel is niet langer geheim. De inmiddels gepensioneerde politieman gaat in zijn boek ‘Mijn kop moest eraf’ gedetailleerd in op de meest zenuwslopende, frustrerende en bijzondere momenten van zijn carrière.
Tekst: Rosan Bijpost Fotografie: Ineke Oostveen en privé-archief Johan van Kastel
Net buiten het centrum van een gezellige Brabantse stad verwelkomt Van Kastel ons in zijn huis, waar de knusheid van de stad zich voortzet. “Sommigen verwachten Manhattan Grey wanneer ze hier binnenkomen, maar ik hou van knus en kneuterig”, zegt hij. Hij duikt de keuken in voor het zetten van een kop koffie. Prominent aan de muur hangt een foto van de hele familie: vrouw, kinderen, aanhang en kleinkinderen. Trots vertelt hij hoe slim de een is, en hoe ondeugend de ander. Een familiemens. Op tafel ligt naast zijn eigen boek, de laatste editie van GW. “Ik neus er wel eens in rond, en dacht ik koop er weer eentje om te zien waar ik in terecht kom”. Hij houdt een koektrommel onder mijn neus. “Koekje erbij?”

Johan van Kastel wordt gezien als geestelijke vader van het undercoverwerk in Nederland. Alhoewel hij vroeger geen idee had wat hij wilde worden, bleek dit werk voor hem te zijn weggelegd. Van 1979 tot 2005 had hij de leiding over geheime operaties in allerlei grote zaken, waaronder de fameuze Heineken-ontvoering. Achtervolgingen, afluisteren, bedreigd worden en onderduiken, het klinkt als een goede James Bond film. Maar wat wij doorgaans kennen uit films en series was voor Van Kastel werkelijkheid.
Op avontuur, opnieuw
De meeslepende verhalen uit zijn carrière kregen na zijn pensioenaankondiging rijkelijke aandacht van de media en al gauw volgde de vraag: waarom schrijf je geen boek? Zo geschiedde. De ex-geheimagent dook in zijn verleden en legde de meest intrigerende en smeuïge details vast. “Dat is toch wel heel wat anders dan een jaarverslag of beleidsnota schrijven. Dit voelde als een avontuur van een heel andere aard, een compleet nieuwe wereld.”
Nu geniet hij rustig van zijn kop koffie en een koekje, maar in het boek neemt hij je mee naar minder vredige momenten in zijn leven. Krantenartikelen en boeken van vroeger werden tevoorschijn gehaald en oude collega’s werden opgebeld. Een trip down memory lane. “Bij sommige herinneringen dacht ik, maar goed dat dat achter me ligt. Maar bij andere dacht ik, verdorie, kon ik dat nog maar een keer meemaken. Bij opsporingsonderzoeken komt er enorm veel kijken. En als alles goed uitpakt, is dat zó’n euforisch moment.”

Heineken en de chinees
Eén van die momenten was de beroemde Heineken-ontvoering, vertelt Van Kastel. Een operatie waarbij het hele land wachtte op de goede uitkomst. Freddie Heineken en zijn chauffeur werden uiteindelijk ontdekt dankzij twee Chinese afhaalmaaltijden. Het was namelijk bekend dat de een van babi pangang hield en de ander altijd iets met garnalen bestelde, en de ontvoerders hadden dat detail niet voor Van Kastel en zijn team geheim kunnen houden. “Toen de ontvoerders de maaltijden brachten naar een loods in Amsterdam West, wisten we ze te vinden en te bevrijden. Dat was geweldig.” Met een twinkeling in zijn ogen vertelt Van Kastel over andere opwindende acties die hij heeft mogen uitvoeren. “In Brabant hebben we een PKK-terroristenkamp opgepakt. Een heel complexe operatie. Met arrestatieteams, aanhoudingseenheden, tactische recherche, observatieteams… En als we dan in één klap die hele bende oppakken, dan is dat wel kicken.” Melancholisch voegt hij er aan toe: “Wat een tijd was dat.”
Geen psychologische hulp
Maar het is niet de kick die Van Kastel voor dit vak deed kiezen. “Je brengt een stukje fatsoen en veiligheid terug in de maatschappij. Je haalt er als het ware een angel uit. Dat was mijn motivatie.” Die motivatie is belangrijk. Het beroep brengt immers de nodige stress, spanningen en narigheden met zich mee. In zijn boek vertelt Van Kastel over zijn eerste ervaringen met lijken, meeslepende gebeurtenissen als de Bijlmerramp en de momenten die hem persoonlijk raakten. “Een keer overleed er een vrouw in mijn armen nadat ze was overreden door een vrachtauto. Dan komt het opeens erg dichtbij. Dat had ook mijn buurvrouw of zelfs mijn moeder kunnen zijn…”
Op het politiebureau was er destijds geen begeleiding om dit soort momenten te verwerken en er werd niet gevraagd hoe het daarna met je gaat. “Nee, dan dronk je een kop koffie met de brigadier en zei die: ‘Nou ben je er weer klaar voor? Er staat een nieuwe melding te wachten.’ Je moest er zelf mee zien te dealen. En dat is mij op de een of andere manier gelukt. Ik liet mezelf wel toe de angst of het verdriet te voelen, maar zette vervolgens de knop om, want, inderdaad, morgen zijn er weer andere mensen die vragen om hulp.”

Gelukkig beschikt Van Kastel over een ‘stalen kabel’, zoals zijn huidige vrouw dat omschrijft. En dat kwam vaak goed uit. Bijvoorbeeld toen hij een illegaal gokhuis binnenstapte en belachelijk werd gemaakt door de gokbaas. “Dan word je tegenover een grote groep louche lui in de zeik genomen. Op zo’n moment kan je bevriezen of handelen. Bij mij werd er dan een innerlijke raadgever alert die zei: je laat je niet kennen. Wij wijken niet en gaan niet zonder lege handen naar huis. In dit vak is het belangrijk om dat in je genen te hebben. Want het is al snel erop of eronder. Elke dag opnieuw word je op de proef gesteld.”
Prijs op Van Kastels hoofd
De periode waaruit de boektitel ‘Mijn kop moest eraf’, stamt, heeft voor de nodige paranoia gezorgd. 100.000 gulden was er betaald om Van Kastel en zijn chef om te leggen. Alhoewel de twee er nog over konden grappen – was dat echt alles wat ze waard waren?-, werd het al snel een kwestie van onderduiken. “In de IRT periode was ik zo gespannen. Het IRT – een geheim politieteam op jacht naar Klaas Bruinsma en zijn opvolgers – maakte gebruik van ontoelaatbare en corrupte opsporingsmethoden. Ik maakte daar een eind aan en dat leidde tot veel dreiging uit de criminele wereld, maar ook uit eigen organisatie. Ik hield alles en iedereen in de gaten.” Elke nieuwe auto, elke vreemde voorbijganger; Van Kastels antennes maakten overuren. Inmiddels zijn we vele jaren verder, maar die antennes doen nog altijd hun werk. “Een andere auto in mijn straat valt nog steeds op, en gek gedrag moet altijd verklaard worden. Ik kan nog steeds op mijn hoede zijn, maar ik laat het niet meer overheersen.”
Als onderdeel van de politie en, in Van Kastels geval, als onderdeel van de undercover-afdeling, heeft die stalen kabel altijd een belangrijke rol gespeeld. Gevoelens van angst en verdriet moest je van je af kunnen zetten, maar ook voor medelijden moest je waken. “We leerden undercoveragenten om niet weekhartig te worden. Onderdeel van dit vak is bevriend raken met de criminelen. Je gaat met ze op pad, drinkt een biertje met ze, speelt een potje golf, leert het gezin kennen – maar je moet altijd daar doorheen blijven kijken en realiseren dat het boeven zijn. Daarom is het zo belangrijk dat undercoveragenten een sterk gevoel hebben voor rechtvaardigheid en het opsporingsbelang in het oog houden. Want ook al is het een aardige vent, hij haalt nog steeds rattestreken uit. En daar pakken we hem voor. Dáár ligt de focus.”

Desondanks hamert Van Kastel er nog altijd op hoe belangrijk het is om óók dat stukje mens te blijven zien. “Tegenwoordig bouwen rechercheurs een beeld op van criminelen op basis van data. De criminelen bestaan dan als het ware uit cijfers van inbraak, moord, drugshandel of andere strafbare zaken. Maar het is zo belangrijk daar voorbij te kijken en te zien dat hij ook een gezin heeft, een hond uitlaat en zondagavond bij zijn schoonmoeder met het bord op schoot Studio Sport zit te kijken. Dat maakt hem niet beter of slechter, maar laat wel zien dat het om een mens gaat.” Dit geldt volgens hem ook op straat. “Al die agenten lopen tegenwoordig uitgerust met traangas, pistool, wapenstok en taser breed over straat. Goed om daarmee om te kunnen gaan, natuurlijk, maar ze vergeten soms wel dat je ook menselijk en benaderbaar moet zijn. Maak contact en zoek verbinding. Gewoon een stap naar voren zetten en toenadering zoeken, verkleint de kans op gedoe en escalatie.”
Spanning in gezin Van Kastel
Dat Van Kastel veel om zijn werk gaf, is duidelijk – hij stak er bijna al zijn tijd in. In combinatie met een thuisfront bestaande uit vrouw en kinderen, was dat soms best lastig. “Je wilt ze niet belasten met zware informatie. Bovendien was ik als ik thuiskwam blij dat ik met een whisky op de bank kon zitten en het ergens anders over kon hebben. Toch heb ik veel spanning het huis binnengebracht, of het nou via mij meekwam of via de media. Ik, en met mij automatisch mijn gezin, zijn met dat sausje overgoten.” En dat brengt nog altijd de nodige zorgen met zich mee. Zo ook bij zijn huidige vrouw tijdens het schrijven van dit boek. “Ik schrijf natuurlijk over mensen die betrokken zijn bij criminaliteit, en benoem ze soms met naam en toenaam. Veel daarvan zijn nog in leven. Dat zorgt toch weer voor spanningen. Mijn vrouw zegt dan nog steeds ‘pas nou op met wat je doet’.”

Voor Van Kastel is het echter belangrijk om deze verhalen te delen. Niet lang geleden verschenen in de media koppen als ‘De Nederlandse James Bond gaat met pensioen’, maar hij herkent zich daar niet in. “Series als Penoza of Underover… daar ben ik wel van onder de indruk. Dat komt dichtbij en lijkt echt op ‘mijn’ wereldje. Ik vind het mooi om dat te zien, en ook belangrijk dat het wordt gedeeld. Dat criminele wereldje is weliswaar een geval apart, maar het ís er wel. En als het daar een keer misgaat, ga je niet zitten voor een beoordelingsgesprek. Nee, dan wordt er geïntimideerd, geweld gebruikt of zelfs nog erger.” Hoewel hij nu met pensioen is, wordt Van Kastel nog steeds weleens opgebeld om te vragen hoe hij iets zou aanpakken. Niet zo vreemd, want als er iemand ervaring heeft… In zijn boek lees je er alles over.
Mijn kop moest eraf | Johan van Kastel | Luitingh-Sijthoff | 288 blz. | € 20,99 | ISBN 978 90 210 4736 2