Tijdloos & uniek
We zijn er allemaal gek op. Roemen het. Smullen ervan. Bewonderen het. Imiteren het. Maar wat is het nu eigenlijk precies, die legendarische Italiaanse stijl, dat gevoel voor vormgeving dat uniek lijkt in de wereld. En wellicht interessanter nog: waar komt het vandaan?En toen was er de auto. Want als één voorwerp de betovering van Italiaans design belichaamt, dan toch die ene machine die in de twintigste eeuw de moderniteit verbeeldde. Natuurlijk, elders werden ook fraaie auto’s ontworpen, maar nergens waren schoonheid (en karakter) zo vanzelfsprekend.
Het aantal iconische Fiats is te lang om op te noemen, maar toch: de Topolino, de 500 en 600, en later, love it or hate it, de eigenwijze Multipla (de oude Fiatfabriek in Lingotto is zelf overigens ook een wereldberoemd designicoon vanwege die krankzinnige testbaan op het dak). En wat te denken van Alfa Romeo, de een nog mooier dan de ander. De T33/2 Stradale Prototipo 1967 en de TZ2 (Tubolare Zagato) waren rijdende beeldhouwwerken. Over al die betoverende Ferrari’s (de 250 GTO Berlinetta Lusso, de 410 Superamerica, de Testarossa), Lamborghini’s (de sublieme Miura, de Countach LP 400) en Maserati’s (ach, die Ghibli) hebben we het dan nog niet gehad. Het was (en is) alsof Italianen simpelweg geen lelijke auto’s konden maken (nee, ook die eerste Panda was toch op z’n minst bijzonder).Enkele van de meest spraakmakende niet-Italiaanse auto’s hadden bovendien een Italiaanse oorsprong. De oprichter van het Franse merk Bugatti was een jongen uit Milaan. De ontwerper van de Deux-Chevaux: Flaminio Bertone was zijn naam, een architect-beeldhouwer uit Turijn. De Citroen DS? Idem. De BMW Isetta (die met de deur aan de voorzijde): ontworpen door Iso uit Turijn.
Ook in het ontwerp van keukenspullen had Italië een reputatie. Achtergrond hiervan, volgens Grace Lees-Maffei (Made in Italy: Rethinking a Century of Italian Design): het eten met familie en vrienden vormde altijd al een hoeksteen van de Italiaanse cultuur. Wijn op tafel, een sublieme pasta, het is de essentie van het leven, en dan leg je geen plastic bestekjes neer en dienen ook glazen en servies een lust voor het oog zijn.
Wat voor bestek en servies geldt, geldt eveneens voor de keukenmachines, voor de espressomachines van Pavoni en Faema (zie pag xx), en voor die andere koffiemachine: de Moka Express percolator (hoekige zandlopervorm, aluminium, zwart handvat) die, de kans is groot, ook in uw keuken staat en, sinds hij in 1933 door ene Alfonso Bialetti werd ontworpen, nimmer van vorm veranderde. Want zo ziet een percolator eruit.
Ongeschoold
Verklaringen voor die bijzondere kwaliteiten van Italiaans design waren (zijn) er vele. Het heeft te maken met het tot eind twintigste eeuw ontbreken van een design-opleiding in het land, wordt gezegd. Wilde je ontwerper worden, dan moest je op eigen kracht het vak leren. Het zorgde ervoor dat het Italiaanse design zijn oorsprong elders heeft, schreef de beroemde ontwerper Mario Bellini, in ‘de school van het alledaagse zien, in het licht van het zuiden, in de armoede.’ Een flink aantal succesvolle ontwerpers ook – Bellini, Aldo Rossi, Flaminio Bertone, Ettore Sottsass en Allesandro Mendini (ontwerper van de befaamde kurketrekker van Alessi en van het Groninger Museum) – kwamen via een ander vak, de architectuur, in de wereld van design terecht en brachten een andere taal en sensitiviteit mee.Wat eveneens een rol speelde: grote merken waren vaak familiebedrijven – Olivetti, Armani, Ferrari. En de oprichters visionaire figuren die, het was immers hun eigen geld, meer risico konden nemen. Die geen last hadden van shareholders die zekere winsten voorop stelden, en marktonderzoek heilig verklaarden. En dus bedachten ontwerpers als Alberto Alessi en Ettore Sottsass (Olivetti’s fameuze Valentine schrijfmachine) ‘spulletjes’ die weliswaar volkomen functioneel waren, maar in een museum van moderne kunst evenmin zouden misstaan (en daar later ook terecht zouden komen), ontwerpen die in de jaren zestig – wel de gouden tijd van het Italiaans design genoemd – sterk beïnvloed waren door de komst van de Space Age (het design in Stanley Kubricks Space Odyssey 2001 had grote impact).
Dromen
“Italiaans design heeft vaak een speels karakter,” zegt Jeffrey Schnapp, Harvard-hoogleraar en CEO van een ontwerpdenktank van Piaggio (van de Vespa), “en dat komt voort uit de voortdurende dialoog tussen dromen over de toekomst en de blijvende invloed van het culturele verleden: via de gebruikte materialen, via de handwerktraditie. Italiaans design is uniek in de zin dat het hoogwaardig industrieel ontwerp en engineering combineert met een ambachtspraktijk – (edel)smederij, glasblazerij en meubelmakerij – die in Italië, in tegenstelling tot in andere landen, het proces van industrialisatie heeft overleefd.”
Moeiteloos
Sommigen zien de wortels van het Italiaanse design nog dieper reiken. Van de elfde tot de zestiende eeuw waren steden als Venetië, Florence en Milaan al toonaangevend op het gebied van luxe goederen, cosmetica en dure stoffen, en in de renaissance gaf de aristocratie aan de hoven van de vele stadsstaatjes waaruit het tegenwoordige ‘Italië’ destijds bestond, veel geld uit aan kunst en luxe producten.Het is ook met betrekking tot diezelfde hoven dat voor het eerst dat ene woord opduikt dat volgens velen ten diepste met Italiaans design verbonden is: sprezzatura. In een begin zestiende eeuw geschreven verhandeling, Il libro del Cortegiano (Het boek van de Hoveling), wordt beschreven hoe de volmaakte hoveling zich te gedragen heeft: hij moet doen alsof hetgeen hij doet of zegt geen enkele moeite kost. ‘Bestudeerde achteloosheid’ is misschien de beste omschrijving.
Sprezzatura doordesemt het Italiaanse design, en, vooral ook, de Italiaanse mode (Armani, Gucci, Versace, Dolce e Gabana, Prada, Valentino et cetera) die vanaf de jaren vijftig de wereld veroverde, mede door de populariteit van de Italiaanse cinema. Federico Fellini’s La dolce Vita en Roma, de films van Visconti en De Sica; ze toonden de wereld het verlokkelijke Italië van de Vespa’s en de Fiatjes 500, brachten de achteloze gratie van Sophia Loren en Marcello Mastroiani: de vleesgeworden sprezzatura.
Italië werd vanaf dat moment vereenzelvigd met stijlvol, werd het land waar alle mannen fijn gesneden pakken droegen en vrouwen een luxe kasjmier sweater, even perfect gesneden broeken en pumps. Zonnebrillen, nog zoiets, wie kon zonder. Een sjaaltje, het hoorde er bij. Italië was cool.
Houdbaarheid
Natuurlijk, er is veel mythe rond dat befaamde ‘Italiaanse design’. “Het is ook, sinds de jaren tachtig, een marketingtool geworden,” zegt Schnapp: “Het label ‘Italiaans design’ heeft door globalisering inhoud verloren: design ontstaat nu op plekken waar mensen van verschillende nationaliteiten samen komen, op design- en kunstacademies.”Italiaanse fabrikanten wisten bovendien altijd al talentrijke buitenlandse ontwerpers aan zich te binden. Alessi’s beroemde citruspers Juicy Salif was een ontwerp van Fransman Philippe Starck.
De sensationele Moto Aprillia 650: opnieuw Starck. Hoofdontwerper van Gucci gedurende vele jaren: Tom Ford. Maar dat betekent geenszins dat Italiaans design helemaal niet (meer) bestaat.
Dat buitenlandse ontwerpers dolgraag naar Italië komen is ten slotte niet voor niets. En eenmaal in Milaan of Turijn worden ze vanzelf opgenomen in die Italiaanse designcultuur waaruit al die prachtige ontwerpen voortkwam, aangeraakt door dolce far niente en sprezzatura, worden ze zelf, daar valt weinig tegen te beginnen, een klein beetje Italiaans.