James McAvoy houdt niet van voorspelbaarheid in zijn leven. Of het nu gaat om de Marvel-hit X-Men: First Class, de psychothriller Glass of een klein recent onafhankelijk drama als My Son; de 45-jarige Schot wil zichzelf zo vaak mogelijk opnieuw uitvinden. Het meest recente bewijs is de thriller Speak No Evil. Gentlemen’s Watch sprak exclusief met McAvoy.
Tekst: Jorrit Niels Beeld: Universal Pictures
Of het nu op het toneel is als Macbeth of de mix tussen commercie en diepgravende rollen in films, James McAvoy’s carrière is doorspekt met populaire en door critici geprezen optredens. Hij werd voor het eerst opgemerkt als de harige Mr. Tumnus in The Lion, the Witch and the Wardrobe in 2005, maar de Schot werd een vaste waarde in Hollywood door zijn rol in The Last King of Scotland uit 2006.
Een nuchtere Schot, dat is hij altijd gebleven. Hij houdt ervan om over zijn ambacht te praten, maar maak het vooral niet te hoogdravend. “Het is niet zo dat je in een ander personage verandert als je iemand speelt,” vertelt McAvoy ons via Zoom. “Want uiteindelijk ben ik het nog altijd. Het is meer alsof je bij elke rol in een andere acteur verandert, de acteur die je moet zijn om de rol te spelen. Ik geloof dat Laurence Olivier ooit zei dat acteren gewoon ‘weten is in wat voor soort toneelstuk je zit’.”
‘Ik vind het interessant om de grenzen op te zoeken van wat wij sociaal acceptabel vinden’
Nu wordt hij geroemd om zijn nieuwste rol in die van James Watkins’ (Black Mirror, Eden Lake) Speak No Evil. McAvoy speelt een vader met een duistere kant in Blumhouse’s remake van de gelijknamige Deense horrorfilm uit 2022. Een inktzwarte komedie over sociale omgangsvormen. Althans, zo omschrijven we het nu even, om niet al teveel te spoilen. Het gaat over een gezin (James McAvoy en Aisling Franciosi), dat twee vrienden uitnodigt (Scoot McNairy en Mackenzie Davis) om een weekend door te brengen in hun idyllische, afgelegen huis op het platteland. Het verandert in een trip to hell wanneer de zaken een onvoorstelbaar sinistere wending nemen.
McAvoy slaagt er wederom in om schijnbaar moeiteloos een angstaanjagend optreden te leveren, net zoals hij deed in films als Split en Glass. Dit ondanks zijn joviale voorkomen in het echte leven. “Dat probeer ik te zijn, maar ik kan niet ontkennen dat het heerlijk is om in mijn rollen een aantal behoorlijk verontrustende dieptes te verkennen. Paddy, mijn rol, is aan de ene kant een charmante en gezellige vriend, gastheer, echtgenoot en vader. En aan de andere kant is hij, nou ja… allesbehalve dat.”
Was er een moment waarop je Paddy echt doorhad als karakter?
“Ai, ik weet het niet. Ik denk niet dat ik ooit een complete grip heb op een karakter dat ik speel. Net zoals in het echte leven, geen idee of ik ooit echt een complete grip op mezelf heb! Soms is er een scene waarin je beseft dat je alles uit een karakter hebt geput en dat je voelt alsof je hem bent. Maar tijdens de opnamen van een film gebeurt je dat misschien maar een handvol keren.”
Paddy komt in het begin een stuk zachter over. Compleet anders dan het ‘beest’ later in de film. Hoe heb je dat aangepakt?
“Absoluut. Ik wilde hem minder fysiek intimiderend maken in zijn eerdere scènes, voordat de ware aard van zijn personage zou worden onthuld. Ik heb geprobeerd hem zo zacht mogelijk te houden in het begin het verhaal, wanneer we op vakantie zijn. Om dan aan het einde van de film al die klassieke shit uit te halen die acteurs doen als ze zo ‘groot’ mogelijk willen overkomen op het scherm. Dus minder koolhydraten eten, push-ups doen voor elke take, je kent ’t riedeltje. Allemaal van dat soort dingen, zodat hij meer beestachtig overkomt. Ook heeft de kostuumafdeling me geholpen. De lagen gaan letterlijk met je mee. Het begint in zachtere, lossere, kostuums. En je onthult steeds meer het dier in jezelf naarmate de film vordert.”
De film balanceert indrukwekkend met een bepaalde spanning. De spanning wordt als een boog meer en meer gespannen, tot onvermijdelijk een krachtig schot als het letterlijk ‘losgaat’.
“Die boog-vergelijking ga ik stelen voor de interviews die ik hierna nog over de film geef! Maar inderdaad, dat is de reden waarom ik deze film wilde maken. In een drama of een thriller is het spannen van die boog heel lekker om te spelen.”
In het eerste uur van de film is het enkel dat.
“Waar de boog wordt gespannen…. Of deze simpelweg breekt. Want vooral tijdens dat proces zijn er spannende momenten. Je weet nooit helemaal zeker of er iets knapt en er onbedoeld een moment van komedie of ongemak volgt.”
Een perfecte film voor in de bioscoop.
“Exact! Natuurlijk kun je er plezier aan beleven als je ‘m later thuis kijkt op een streamingsdienst. Maar ik heb de film mét een publiek gezien en de gezamenlijke reacties is wat dit soort films naar een hoger niveau tilt. Het roepen naar het scherm, je ongemak weglachen na een schrikmoment; daar wint de bioscoopervaring het toch altijd weer.”
De film zegt wat over mannelijkheid en omgangsvormen. Hoe keek jij hiernaar?
“Blumhouse is de productiemaatschappij die achter deze film zit. Hun beste werk, zoals The Purge, Us of The Hunt, is entertainment. Het is populair, toegankelijk, maar zegt altijd wat over de maatschappij waarin we nu leven. Dat is wat deze film zo interessant maakte om te maken. Ik ken niet één producent die dat zo consequent en zo goed lukt. Voor mij is het vooral interessant om de grenzen, het laagje dat wij sociaal acceptabel vinden, op te zoeken. In principe zijn we allemaal beesten. Allemaal hebben we het in ons om te doden, stelen, nemen en om egoïstisch te zijn.
Maar we hebben met elkaar een sociaal contract opgesteld om die neigingen te onderdrukken om in een enigszins normale en veilige maatschappij te leven. De mensen die zich hier niet aan houden, kunnen soms erg aantrekkelijk overkomen. Door de fantasie over het loslaten van de druk en stress die deze sociale omgangsvormen met zich meebrengen. Echter, dat brengt weer anarchie en brutaliteit met zich mee.”
‘De industrie overleeft op de opofferende aard van je optreden’
Met die aantrekkelijkheid doel je op de duidelijke bewondering die Ben (McNairy) koestert voor jouw karakter Paddy?
“Precies. Hij is die charismatische dokter, maar onder die charme zit een diepe bron van giftige mannelijkheid. Paddy laat een versie van het zogenaamde goede leven zien. Off the grid, zelfvoorzienend, niets nodig hebben van anderen en vol passie leven. Ik zie het als een moderne versie van klassieke mannelijkheid die niet metroseksueel is, die niet bèta is, die op geen enkele manier compromissen sluit. En het gevaarlijke en tegelijkertijd slimme van het script: hij maakt het bijna verteerbaar. Ben kijkt met bewondering naar Paddy’s alfa-energie en ongebreidelde passie voor zijn sexy, even zorgeloze vrouw, Ciara (Aisling Franciosi), terwijl Paddy geniet van het stimuleren van Ben om ook zijn innerlijke holbewoner te ontketenen.
Verwijst het ook naar figuren die nu invloed hebben op jongere mannen?
“Gelukkig niet op alle jonge mannen, maar dat klopt. Andrew Tate komt dan meteen in me op, met zijn compromisloze en behoorlijk verontrustende doctrine. Maar wat ik echt knap vond van het script is dat het altijd op een lijn balanceert. Het is niet alléén giftigheid, je ziet hem ook als liefhebbende echtgenoot. En dat is het gevaarlijke én heerlijke van de film. De film onderzoekt ons vermogen om te accepteren. Ons vermogen om te berusten, en gewoon veel onzin te accepteren en te geloven wat je wordt verteld en te gehoorzamen… De slachtoffers hier graven vooral een gat voor zichzelf. Maar waarom?”
Om jezelf te beschermen, om de lieve vrede te bewaren…
“Zeker. Ik denk dat we allemaal wel eens in dat soort situaties hebben gezeten. Klein voorbeeld, maar toch: je bent op een feestje en iemand zegt iets, of iemand gedraagt zich op een bepaalde manier… En pas als je thuiskomt, heb je dat lichtelijk boze: ‘Dat had ik moeten zeggen of dat had ik moeten doen.’ Op dat moment denk je: ‘Oh, ik zal het maar laten, anders maak ik het alleen maar erger’.”
Je werkt inmiddels alweer meer dan twee decennia in de hoogste regionen van je ambacht. Droomde je altijd al van internationaal succes?
“Als tiener lag ik het liefst in bed en verzon ik verhalen met mij als hoofdpersoon. Meestal moest ik een pestkop of zoiets verslaan. Verbeelding is belangrijk. Maar ik ben niet erg competitief ingesteld. Ik keek nooit naar collega’s en dacht dat ik het anders moet aanpakken, want die en die doet het zó goed. Ik heb dat nooit gevoeld. Wat ik soms wel denk: hoezo hebben zij zoveel succes, ze zijn niet erg goed.” (grijnst)
Wat zoek je tegenwoordig in rollen, is dat veranderd in de loop der jaren?
“Heel eerlijk? Nog steeds vooral uitdaging, een goede uitdaging. Dus iets waarmee ik kan werken om echt iets wezenlijks te leveren, wat niet per se altijd over acteren gaat. Een rol neerzetten en acteren zijn niet altijd hetzelfde. Die eerste omvat voor mij ook het fysieke. Zodat ik meer laat zien dan alleen dat wat het script me geeft. En waarmee ik het publiek kan verrassen.”
‘Ik heb echt geluk gehad. Het is een goede rit voor me geweest’
Wat geeft het werk je?
“Hetzelfde als op mijn 16e, toen ik een rol kreeg en mijn horizon explodeerde. Met allerlei rare acteurs, regisseurs en artistieke mensen die ik ontmoette. En het werd alleen maar meer bizar toen het zich wereldwijd uitbreidde. Dat verrijkt je leven. Maar wat het mij vooral heeft gegeven: zoveel meer zelfvertrouwen. Om erachter te komen wie ik was en niet bang te zijn voor wie ik was. Ik heb echt geluk gehad. Het is een goede rit voor me geweest.”
Welke rol ontbreekt nog?
(lacht) “Ik heb het vaak gehad over mijn liefde voor Star Trek. En gekscherend, maar ook wel serieus: als er ooit een jonge Jean-Luc Picard nodig is, dan ben ik je man. Maar inmiddels ben ik waarschijnlijk al te oud om een jonge Jean-Luc Picard te spelen. Al hoewel, we leven nu in het tijdperk van de remakes, dus er is altijd een kans.”
En de honger, hoe staat het daarmee?
“Ik steek nog altijd in elke rol dezelfde energie. En met een script als Speak No Evil vind ik het heerlijk om die te verslinden en het me helemaal eigen te maken. Maar ik wil niet leven om te werken. Tijdens de pandemie, en ook al daarvoor, maakte ik de beslissing; ik wil er zijn voor de opvoeding van mijn kinderen. Dus als ik niet de wereld rond hoef voor mijn werk, dan liever niet.
De industrie is geweldig en heeft me een prachtig leven gegeven. Maar het overleeft op de opofferende aard van je optreden. Ik zeg altijd, ik wil nooit Bill Murray’s personage in Lost in Translation zijn. Waarin hij eigenlijk geen leven heeft omdat hij de films deed – en hij kan zich geen van de films herinneren. En is vervreemd van alles en iedereen. Daarom is mijn focus, qua werk, om te blijven genieten van het acteren, maar niet ten koste van alles.”
Wat is, door je werk, één van de herinneringen die je het meest is bijgebleven?
“Wat nu direct in mij opkomt, en dus zal het waarde hebben, al denk ik straks vast weer aan duizend andere dingen… Maar goed, op het water bij Zakynthos, Griekenland. Ik was ongeveer tweeënhalve kilometer aan het snorkelen en begon moe te worden. Ik besloot om terug te keren en er zwom een reuzenschildpad recht op me af. Ik was doodsbang, maar volgde hem een hele tijd op afstand. Ik wilde hem niet lastigvallen, dus draaide van ‘m weg, en toen zwom er nog één naar me toe. Ook die kerel volgde ik een hele tijd. Ik zwom terug en in het ondiepe water, waar veel mensen waren, hing een dérde schildpad rond op de bodem van de zee.
Uiteindelijk ben ik daar zo’n twintig minuten blijven drijven, gebiologeerd naar hem kijkend. Emotioneel en prachtig. Zonder mijn werk of de financiële voordelen daarvan, was ik daar niet zo snel gekomen. Ik kwam overigens wel met de meest verschrikkelijke verbrande rug het water uit. Maar het was het waard, geen twijfel.”
Speak No Evil draait nu in de bioscoop
CV
Naam: James McAvoy
Geboortedatum: 21 April 1979 (45), Glasgow, Schotland
Woonplaats: Londen, Engeland & Los Angles, VS
Privésituatie: Getrouwd (twee kinderen)
Werk: State of Play (2003), The Chronicles of Narnia (2005), The Last King of Scotland (2006), Atonement (2007), Wanted (2008), The Conspirator (2010), X-Men: First Class (2011), Trance (2013), Filth (2013), Split (2016), Atomic Blonde (2017), Glass (2019), It: Chapter Two (2019), My Son (2021), His Dark Materials (2019-2022), Speak No Evil (2024)