Op zoek naar een avontuurlijke invulling voor de volgende vakantie? Ga dan eens met een 4×4 cruisen door het eindeloze landschap van Namibië…
Tekst: Rosan Bijpost Fotografie: Jules Bijpost
Namibië, vooral bekend om zijn enorme zandduinen -maar het landschap heeft zoveel meer te bieden dan dat-, is één van de dunstbevolkte landen ter wereld. Dat betekent dat wanneer je hier rond rijdt, je vaak uren, soms de hele dag, niemand anders tegenkomt. Daar moet je van houden. Wat hier tegenover staat is dat cruisen in Namibië aanvoelt alsof je rechtstreeks in een natuurfilm van David Attenborough bent beland.
De uitzichten zijn afwisselend en spectaculair, overal kom je wilde dieren tegen, zonsopkomst en -ondergang zijn iedere dag adembenemend en de nachtelijke stilte met de mooiste sterrenhemel denkbaar wordt regelmatig doorkliefd door het gebrul van roofdieren of het gejank van hun prooien.
Dé manier om dit land te ontdekken is in een 4×4, voorzien van daktent. Op deze manier reis je relatief langzaam – 95 procent van de wegen is onverhard en vraagt om een aangepaste snelheid – en ben je dag en nacht in nauw contact met die prachtige natuur. Dus dat is precies wat we doen.
De stilte in
We hebben onze Toyota Hilux 2.4 opgehaald en vertrekken uit Windhoek. Al gauw rennen er apen langs de weg en niet veel later voelt het alsof de dichtstbijzijnde mens honderden kilometers verderop is. We zijn op weg naar ons eerste camping die zich midden in de Kalahari bevindt. Kalahari betekent ‘grote droogte’, dus rondom zand, zand en nog eens zand. En dan in de verte de eerste giraffennekken! Het besef dat we ver onder de evenaar zitten dringt nu goed door. We zijn in een heel andere wereld beland.
Die eerste avond hebben we een traditionele sun-downer geboekt, iets dat je tijdens je Namibië-bezoek in ieder geval één keer moet proberen. We worden opgehaald bij onze kampeerplek en zitten met een groep van vier andere toeristen in een open safariwagen. Onderweg zien we kuddes springbokken, oryxen en zebra’s, maar de gids wil ons neushoorns laten zien. Hij gaat opzoek naar sporen, vindt verse drollen en dan opeens staan ze daar in de verte. Twee neushoorns. We rijden dichterbij en nog dichterbij, totdat we op nog geen twee meter afstand van ze staan. Dat is raar? Wild dat niet schrikt?
Maar de gids legt het uit. “Niet lang geleden was het hier zó droog, dat er geen water voor de dieren was. Wij hebben ze toen geholpen door ze water te brengen. Daardoor beschouwen deze twee neushoorns de auto nu als iets goeds.” We sluiten de safari af met een gin & tonic, een wijds uitzicht en een prachtige zonsondergang. En proosten op de neushoorns. Wat als dit resort er niet was geweest om ze water te geven?
De volgende ochtend zetten we een koffietje, bakken bananenpannenkoekjes en genieten van de uitgestrekte natuur om ons heen. We vouwen de daktenten op en stoppen onze spullen zo strak mogelijk in de auto. Het wordt een hobbelige rit naar Sossusvlei, dus alles moet goed vastzitten. We bepalen de bandenspanning op 1.8 bar, te hard voor mul zand (1 bar), maar perfect voor het ribbelige gravel. De weg is zanderig, schijnbaar eindeloos en achter onze auto hangt een lange, dichte stofwolk.
We zien een eenzame oryx, kuddes springbokken, hier en daar een struisvogel en dan ineens zien we een fietser! We stoppen de auto en vragen of alles goed gaat. Hij is tientallen kilometers weg van de dichtstbijzijnde nederzetting en er is in de verste verte geen boompje voor schaduw te bekennen, terwijl de temperatuur de zesendertig graden aantikt. De man blijkt uit Spanje te komen en is al de hele dag onderweg over deze bijna niet te befietsen stuiterwegen. Dát is pas duurzaam reizen. Hij geeft een opvallend koele hand, stelt zich voor en vraagt om water. We kletsen wat. Dan wenst hij ons een goede reis en vervolgt moeizaam zijn rit.
Die avond zitten we rond het kampvuur naar de bergen in de verte te kijken. Pakketjes zoete aardappel liggen in het vuur en de mais kleurt goud op de braai. Met een koud biertje in onze handen –lang leve de koelkast in onze auto!- bespreken we de dag. Zonder mobiel netwerk en niks anders dan elkaar en de natuur om je heen, ontstaat een rust in je die je vandaag de dag nog maar zelden ervaart.
Zandmassa
Het is nog donker als de wekker gaat. Dune 45 wacht op ons. We kleden ons snel aan, eten wat en vertrekken nog voordat de poorten van de camping -we bevinden ons in een beschermd natuurgebied- open gaan. Daar wachten we met een aantal andere 4×4-toeristen totdat we in een kleine optocht naar de wereldberoemde duinen rijden. Ook al is het nog geen halfuurtje rijden -exact 45 kilometer, vandaar de naam-, het landschap verandert compleet. Om ons heen doemen de rode zandbergen op.
Dan zijn we er. De auto uit. We willen voor zonsopkomst op de top staan dus houden de vaart erin. En dat is nodig, want al is de beroemde duin ‘slechts’ 170 meter omhoog, de top bereiken duurt langer dan je verwacht. Bij iedere stap zak je namelijk eerst een halve meter weg voordat je je kunnen afzetten voor de volgende stap.
Ondertussen klautert ook de zon langzaam omhoog wat voor een aparte lichtgloed zorgt. Het voelt buitenaards. Zo ver als we kunnen kijken zien we rode zandduinen, miljoenen jaren oud, rood gekleurd door het hoge ijzergehalte. Zo wijds, open, schoon en leeg. Zodra de zon volledig opkomt slaagt het landschap erin om er nóg indrukwekkender uit te zien. De rode bergen stralen. Deze wereld zit vol met verassingen.
Terwijl de zon verder omhoogklimt, beginnen wij aan onze tocht naar beneden. Glijdend, rennend en springend. Eenmaal beneden komt de hitte ons tegemoet. We zien wat laat gearriveerde toeristen zwetend aan hun weg naar boven beginnen en benijden ze niet.
Tussen de robben
Een volgende bestemming is Swakopmund, een badplaatsje waar nog veel koloniale Duitse invloeden merkbaar zijn. Die avond zitten we met uitzicht op zee een schnitzel te eten. Van woestijn naar zee, van 36 graden naar 16 graden en van de open vlaktes naar een bebouwde stad. De veranderingen zijn fascinerend.
We gaan hier kanoën tussen de zeerobben. Al vroeg melden we ons bij de haven waar pelikanen tussen de boten badderen. Een enthousiaste gids stelt zichzelf voor, “SJ van Dijk” en brengt ons in zijn 4×4 naar Pelican Point.
We rijden over het strand en zien honderden flamingo’s, groepen pelikanen in de lucht, kolonies zeerobben deels op het strand en deels in het water en een paar jakhalzen die kadavers van overleden zeerobben aan het opruimen zijn. Onze kano’s gaan het water in en we peddelen richting de robben, een kolonie van duizenden dieren.
Nieuwsgierig als ze zijn komen ze om ons heen zwemmen, knabbelen aan de peddels en springen soms zelfs over de punt van onze ranke bootjes. Dan zien we in de verte vinnen boven water. Dolfijnen! We peddelen er snel naar toe en varen opeens tussen speels springende dolfijnen, terwijl om ons heen de zee zwart ziet van zeerobben. Opnieuw voelen we ons alsof we midden in een natuurdocumentaire zijn beland.
We vervolgen de weg landinwaarts, het Damara gebied in. Al snel ontdekken we her en der in het landschap kleine hutjes. Erbij staan vrouwen in traditionele kledij. Naakte kindjes rennen in het rond en een paar oudere vrouwen zitten in een kringetje onder de schaduw van een boom. Ze roepen ons en vragen om water. We laten ze hun flessen vullen onder de 40 liter tank die achterin de auto staat.
Zodra we verder rijden staan er langs de gravelweg diverse tafels vol met, wat het lijkt, edelstenen. Zodra we mensen bij een tafel zien staan, stappen we uit om te kijken. Gelijk komen ze op ons af en laten ze zien wat ze hebben. Stenen, kettingen en andere zelfgemaakte versieringen. Wat opvalt is dat een vrouw direct haar mobieltje -geen touchscreen maar een ouderwetse Nokia- in haar tas stopt. En een andere haalt opeens ergens een aandoenlijke puppy vandaan.
Zouden ze zo toeristen als wij enigszins willen bespelen? Desondanks kopen we natuurlijk wat. Daarvoor hoeven ze niet per se geld te hebben trouwens, ook water en eten of kleding blijken welkom. We geven ze water, courgettes en champignons en vertrekken met een ketting met een woestijnroos eraan, een met een schelp en drie edelstenen.
Op armlengte
Verder op de route arriveren we bij Twyfelfontein, in een resort waar we niet gaan kamperen, maar in een stijlvolle lodge zullen overnachten. Hier kunnen we rotstekeningen bewonderen van duizenden jaren oud, gemaakt door de San-mensen. Wanneer we naar onze lodge worden gebracht door een medewerker vertelt hij ons dat hij en zijn ‘maatje’ weten waar de woestijnolifanten nu zijn. Zijn maatje kan ons erheen brengen voor de helft van de prijs van wat het normaal zou kosten. We gaan akkoord.
Het maatje in kwestie blijkt de officiële gids te zijn, die op deze manier zorgt voor wat bijverdiensten. Gelijk heeft ie, zo ontdekken we al snel. Hij stapt achterin onze Hilux en we gaan op pad, maar niet voordat we de bandenspanning nog iets omlaag hebben gebracht naar zo’n anderhalve bar. De ‘weg’ kronkelt onverhard door het landschap, is vol kuilen, grote keien en rul zand; vierwielaandrijving is hier absoluut noodzakelijk. Dan rijden we langs een paar hutjes. “Daar woon ik”, vertelt onze gids. Hij wijst naar een vierkant huisje dat nauwelijks tien vierkante meter groot kan zijn.
Dus er wonen toch écht mensen in deze verlaten ogende dorpjes. “Dankzij het resort waar jullie verblijven heb ik werk. Ik slaap daar 26 nachten van de maand, de andere slaap ik thuis.” Doordat hij hier is opgegroeid, heeft hij regelmatig met de olifanten te maken gehad. “Wanneer het nodig is geven we ze water. De mensen in dit dorp verdienen geld aan het resort, zodat we ons een kunstmatige waterbron kunnen veroorloven. Dat is fijn voor ons, maar ook de olifanten rekenen hier inmiddels op, wanneer het erg droog is.”
We rijden door een droge rivierbedding, terwijl onze gids met zijn hoofd uit het raam de grond afzoekt naar sporen. Dan wijst hij opeens “daar!”. Zes olifanten staan vredig te eten. We rijden stapvoets door, zo traag mogelijk, tot onder een boom en komen op slechts tien meter afstand tot stilstand. De motor gaat uit. Dan komen de olifanten in beweging, ze komen naar ons toe. Steeds dichterbij. Onze ramen staan open en als we zouden willen, kunnen we ze aanraken. Op minder dan een armlengte afstand.
Giganten, sommige wel vijf of zesduizend kilo zwaar. De details van de huid, de lange wimpers, de langzame, soepele en opvallend geluidloze bewegingen; je wordt er emotioneel van. Zo’n groot en sterk beest, soms zo afhankelijk van mensen voor een beetje water. We zeggen geen woord.
Relaxen in luxe
Vandaag ruilen we onze daktent in voor een nachtje echte luxe. We verblijven in Ongava Lodge, gelegen in het Ongava Game Reserve, een privéreservaat van 30.000 hectare aan de zuidelijke grens van Etosha National Park. De lodge ligt hoog op een heuvel bij de Ondundozonanandana-bergketen en kijkt uit op een druk bezochte waterpoel en de weidse vlakten daarachter. Er zijn hier diverse, in warme koloniale stijl ingerichte, chalets met en-suite badkamers en buitendouches, een open restaurant met panoramisch uitzicht, winkel en een groot bezoekerscentrum met veel informatie over de natuur om ons heen.
Interessante troefkaart is de lange ondergrondse looptunnel die je tot aan de rand van de drinkplaats brengt. Vanuit een schuilplaats voorzien van kijkspleten met tralies sta je hier opeens oog in oog met al het wild dat hier komt drinken, waaronder leeuwen, jachtluipaarden en zowel zwarte als witte neushoorns.
In Ongava is ons verblijf all-inclusive. Dat betekent heerlijke versbereide maaltijden a la carte, drinks en bites, high teas en alles wat ons culinaire hartje begeert na dagen kokkerellen op braai en gasflessen. Maar ook de mogelijkheid om diverse keren per dag mee te gaan met allerlei excursies.
Die namiddag maken we een safaritour door het reservaat dat bij het resort hoort. Onze gids praat druk in zijn portofoon; het is grappig om te horen, zijn kliktaal. Ze gebruiken de portofoons om andere gidsen op de hoogte te houden wanneer ze interessante dieren hebben gespot en ditmaal brengt het overleg ons naar een groep van zo’n twaalf leeuwen rond een plas water, waaronder een paar jonkies. Hun vacht is nog bebloed door een net verorberde prooi. De groep was al een tijd niet gezien, dus we hebben geluk.
Op de terugweg lopen er twee gewapende mannen langs de weg. Onze gids legt uit dat zij het eindeloos lange hek rondom het reservaat aan het controleren zijn en deel uitmaken van een ingenieus systeem dat stropers moet tegenhouden. We mogen geen foto’s van ze maken, zodat niemand weet wíe precies dit werk doet. “De mannen zelf weten ook niet wat precies hun taak voor een bepaalde dag is, waar het zal zijn of samen met wie. Pas even van tevoren wordt dit bekend gemaakt. En dan is er ook nog eens de kans dat je ergens halverwege je shift wordt opgehaald en ergens anders moet gaan werken.”
Dit alles om de kans op mogelijke corruptie of chantage zo klein mogelijk te maken. Er mag niet eens gedeeld worden hoevéél neushoorns er in dit reservaat zijn. Alles om de dieren zo goed mogelijk te beschermen. Dit doordachte systeem maakt deel uit van een grotere cirkel: zolang er neushoorns en ander wild rondloopt, komen de toeristen. En zolang de toeristen blijven komen, komt er geld binnen om de dieren te beschermen.
Te voet
De volgende dag begint met een spannende ochtend. We doen namelijk mee aan een bushwalk. Samen met een gids rijden we kilometers de wilde natuur in… en stappen dan uit. Vanaf hier gaan we te voet verder. De gids haalt een aantal zware patronen tevoorschijn, laadt zijn geweer en vertelt wat te doen wanneer we oog in oog met wilde dieren komen te staan. Zie je een olifant? Blijf zo stil mogelijk staan. Neushoorns? Klim in een boom of verstop je erachter. Leeuwen? Ook stilstaan en zo hard mogelijk gillen, klappen en schreeuwen. Maar vooral niet rennen.
We gaan op pad. Tijdens de wandeling vertelt de gids alles wat hij weet over de planten, bomen, termietheuvels, keutels en sporen. Maar hoe interessant ook, wij letten er vooral op dat we niet vanachter beslopen worden.
Dan staan we opeens stil. “Leeuwensporen”, zegt de gids en wijst naar de grond. En alsof de spanning nog niet hoog genoeg is begint hij een verhaal te vertellen. “Toen ik een keer met een groepje toeristen was, kwamen er drie leeuwen op ons af. We begonnen met zijn allen te schreeuwen en te gillen, maar het hielp niet, dus begon ik te bidden.”
Hij legt uit dat hij alleen mag schieten als de dieren binnen tien meter afstand zijn, anders gaat hij de gevangenis in. En omdat deze leeuwen met zijn drieën waren, maakte hij geen schijn van kans om ze allemaal uit te schakelen. “Toen gebeurde er een wonder. De moederleeuw sprong tussen ons en de drie andere leeuwen in.” Die drie waren nog jong en leerden net jagen. Ze kenden nog niet het gevaar van de mens. De moederleeuw wel. “Die toeristen hebben mij uiteindelijk moeten kalmeren”.
Opeens begrijpen we beter dan ooit waarom zebra’s en kudu’s zich altijd zo zenuwachtig door dit landschap bewegen. We haasten ons terug naar de auto.
Beroofd
Morgen sluiten we de reis af. Na een tocht van tot nu toe zo’n 2100 kilometer blijven we vandaag op onze kampeerplek bij Waterberg om te genieten van het uitzicht. Zover je kijken kunt is het groen van de bomen; een heel ander landschap dan we tot nog toe hebben gehad.
We eten weer van de braai; vlees van een lokale boer, groentepakketjes en zelf gebakken brood. We proosten met een Namibische biertje op de rust en wonderen die we hier hebben mogen meemaken en maken ons klaar om naar bed te gaan.
Die avond vergeten we echter de box met eten op te bergen. En zodra we de daktent dichtritsen horen we hem van de tafel vallen. We grijpen een zaklamp om te kijken wat er gebeurt. In de lichtbundel zien we twee enorme stekelvarkens in de omgevallen box loeren. Ze trekken zich niks van de schijnwerper aan en kiezen rustig uit wat ze mee willen nemen. Pas zodra we in onze handen klap gaan ze er schommelend met hun stekeltooi vandoor. In de bosjes horen we ze knagen op hun prooi.
De volgende ochtend vinden we het plastic zakje dat ze hadden meegenomen gelukkig in zijn geheel terug. Maar wel leeg. Ze hebben zich tegoed gedaan aan twee ons droge pasta. Als bedankje hebben ze twee prachtige zwart-witte stekels achtergelaten…
Op reis met…
Er zijn diverse, vooral kleinere reisorganisaties waarbij je terecht kunt om een reis als deze te organiseren. Onze keuze viel op Explore Namibia, opgericht door twee Nederlanders in 2006 en sindsdien uitgegroeid tot een specialist in het organiseren van self-drive reizen door dit land. Onze keuze was vooral gebaseerd op het eerste contact, dat persoonlijk en enthousiast overkwam. Maar ook het vervolgtraject zijn we erg positief over. Explore Namibia beschikt over veel knowhow, komt met nuttige adviezen, denkt mee en zoekt in oplossingen.
Kortom, ze leveren maatwerk en doen dat bovendien tegen een redelijke prijs. Ook fijn: ze werken samen met een verhuurder van betrouwbare, vrijwel nieuwe auto’s (Asco Car Hire), die voorzien zijn van een perfecte uitrusting voor een trip als deze (lees: 2 reservewielen, een dubbele brandstoftank, 2 accu’s, een koelkast annex vriezer, 40 liter watertank en natuurlijk overige kampeeruitrusting, afgestemd op het aantal reizigers.
De kosten
Voor een 15 daagse reis, inclusief vliegen.
13 dagen autohuur voor 4 personen + complete kampeeruitrusting + verblijf op campings en een paar keer in lodges: € 4572,- (geboekt via www.explore-namibia.com )
4 vliegtickets Ethiopian Airlines (Amsterdam-Rome-Adis Abeba-Windhoek): € 4000
4 x excursie (zeerobben, morning walk, sun-downer, ochtendsafari) : € 900
Niet meegerekend: 1 nacht Ongava Lodge. De kosten daarvan vind je op www.ongava.com