Een horloge gemaakt in Zwitserland, het land van de Alpenhoorns, kaas en chocolade versus eentje gemaakt in Japan, het land van de Rijzende Zon. Wat zijn de verschillen? En is de ene beter dan de ander?
Tekst: Thomas van Straaten
‘Swiss made’ is voor veel mensen een predicaat voor kwalitatief hoogwaardige horloges. Zelfs niet-Zwitserse merken laten hun horloges het liefst in het fraaie Alpenland vervaardigen, om die twee belangrijke woorden op de wijzerplaat te kunnen printen. Toch hebben veel Nederlanders een Japans horloge om. Seiko en Citizen zijn extreem succesvol in de lagere segmenten, maar weten ook serieuze liefhebbers en kenners aan zich te binden met high-end modellen. En waarom ook niet? De historie, de techniek en het vakmanschap zijn in grote mate aanwezig.
De vraag die dan volgt is: wat zijn nu de verschillen tussen Zwitserse en Japanse horloges? Wat onderscheidt een Grand Seiko of Citizen van een Rolex of Omega? Hebben we te maken met een wezenlijk andere filosofie en aanpak? Of zijn de overeenkomsten groter dan de verschillen?
Van alle markten thuis
De twee grootste Japanse huizen, Seiko en Citizen, zijn absoluut onderscheidend in hun productaanbod, ten opzichte van de meeste Zwitserse merken. Beide merken bedienen praktisch alle segmenten, van rond de honderd euro tot exotische haute horlogerie in diamant-bekleed edelmetaal. Je zou dus gerust kunnen stellen dat ze van alle markten thuis zijn.
Dit is niet alleen enorm knap vanuit bedrijfskundig, technisch en logistiek oogpunt, het is ook een achilleshiel op het gebied van merkbeleving. Want hoe verleid je een liefhebber om € 10.000,- neer te leggen voor een horloge waar dezelfde naam op staat als op het exemplaar waar zijn buurman € 99,- voor heeft betaald? Je hoeft geen marketing gestudeerd te hebben om te begrijpen dat dit een taaie klus is.
Grand Seiko en Citizen worden hier dan ook wel eens om bekritiseerd. Tegelijkertijd is het voor sommigen juist deel van de aantrekkingskracht. Het is immers wat meer stealth-wealth dan horloges van merken die bekend staan om hun volledige toewijding aan high-end modellen.
Je ziet de Japanse huizen zoeken naar de juiste oplossing. Zo is Seiko haar gehele aanbod langzaam naar een hoger segment aan het verhuizen. Grand Seiko horloges hebben nu enkel nog een ‘GS’ en ‘Grand Seiko’ aanduiding op de wijzerplaat, in plaats van een groot ‘Seiko’ op twaalf uur en een klein ‘Grand Seiko’ op zes. En de top van het aanbod wordt onder de naam ‘Credor’ helemaal apart gepositioneerd van de overige collecties.
Verticale integratie
Een ander punt waarop de twee grootste Japanse huizen zich onderscheiden van de meeste Zwitserse, is in verticale integratie. Dat wil zeggen: de mate waarin het merk alles ‘in huis’ doet.
In de Zwitserse horlogewereld was het lange tijd gebruikelijk om aparte, gespecialiseerde aanbieders van verschillende onderdelen te gebruiken. Bijvoorbeeld een wijzerplaat van Singer, uurwerk van Lemania en band van Gay Frères, samengevoegd in de eigen fabriek. Naarmate de nadruk meer op luxe en vakmanschap kwam te liggen, werd verticaal geïntegreerd, vaak door leveranciers op te kopen. Rolex, bijvoorbeeld, was tot ruim in de 21e eeuw bezig om haar leveranciers in te lijven. Vandaag de dag wordt het merk dan ook als volledig ‘in house’ beschouwd, maar dat was het gedurende de meerderheid van haar dagen niet het geval.
Nog altijd tikt in de meeste Zwitserse horloges een zogenaamd ‘ebauche’ uurwerk. In goed Nederlands: een uurwerk dat door een externe leverancier is geproduceerd, eventueel aangepast naar eigen specificaties en/of gedecoreerd. Ook zie je, zelfs bij high-end horloges, vaak generieke onderdelen, zoals het binnenwerk van bandsluitingen opduiken.
Daar is natuurlijk niets mis mee, maar Seiko en Citizen doen het anders. Zij zijn historisch altijd veel verder geïntegreerd geweest. Iets wat ook enkel mogelijk is door de enorme schaal waarop zij produceren. En die schaal komt dan weer voort uit het veel bredere productaanbod. Een bedrijfskundig duidelijk andere filosofie.
Functioneel versus elegant
Wanneer we in de techniek duiken moeten we de genuanceerde realiteit enig geweld aandoen om het verschil tussen Japanse en Zwitserse uurwerken te kunnen schetsen. Generaliserend kunnen we stellen dat Japanse uurwerken meer zijn gericht op functionaliteit, waar Zwitserse uurwerken wat meer nadruk leggen op vakmanschap.
Dit is terug te voeren op de eerdere punten rondom een breed productportfolio en verticale integratie. Japanse merken zijn veelal bijzonder efficiënt in de productie. In de lagere segmenten is een groter deel van de productie geautomatiseerd en gerobotiseerd, wat resulteert in extreme consistentie in kwaliteit. De uurwerken zijn in basis vaak eenvoudiger en meer gericht op duurzaamheid en functie, dan op schoonheid en elegantie.
Een Zwitsers uurwerk is dan ook vaak uiterlijk fraaier. Je ziet dit terug in fijnere afwerking, maar ook in een meer open constructie en rijkere decoratie. Japanse uurwerken uit de lagere segmenten ogen vaak meer gesloten en ‘brutalistisch’ in stijl.
Ook in de hogere segmenten zie je hier tekenen van terug. Kijk bijvoorbeeld eens naar een Grand Seiko 9S64 handopwind kaliber. Hoewel bijzonder fraai afgewerkt en gedecoreerd, wordt vrijwel het gehele uurwerk bedekt door een grote platine. Dit doet meer denken aan de directere Teutoonse stijl van horloges uit Glashutte dan aan de vaak meer opengewerkte Zwitserse high-end handopwinders. Het zijn de subtiele verschillen die kenmerkend zijn voor grotere onderlinge verschillen in filosofie.
Afwerking
Waar de technische oplossing veelal wat meer is gericht op eenvoud, troeven de Japanners hun Zwitserse concurrenten vaak af op afwerking. Zo is Grand Seiko beroemd om de Zaratsu polijsting, die vaak superieur is aan vergelijkbaar geprijsde Zwitserse horloges. Overigens stamt de term ‘Zaratsu’ af van ‘Sallatz’, nota bene een Duitse fabrikant van polijstmachines. Hoewel de Japanners de technieken tot nieuwe hoogten hebben getild, hebben we het dus niet over iets fundamenteel Japans.
Innovatie versus traditie
De grote wereldwijde doorbraak van de Japanse horloge industrie kwam met de introductie van batterij-gedreven quartz horloges. Een radicale vernieuwing die de markt op zijn kop zette. Die innovatieve houding is kenmerkend voor de Japanse huizen. Zij lijken wat happiger op vernieuwing en innovatie dan hun Zwitserse evenknieën, die over het algemeen als vrij conservatief kunnen worden beschouwd.
Citizen introduceerde bijvoorbeeld al in 1976 de eco-drive technologie, waarbij een quartz-horloge werd voorzien van energie middels een zonnecel in de wijzerplaat. Het is nog altijd een onderscheidende technologie van het merk.
In het hogere segment deed Grand Seiko iets vergelijkbaars door de introductie van de Spring drive, een uurwerktechnologie die belangrijke voordelen van elektronische en mechanische tijdmeting samenvoegt.
Hetzelfde maar anders
Vandaag de dag kun je in vrijwel elk segment zowel Zwitserse als Japanse horloges vinden. Het is onmogelijk te stellen dat de één structureel beter is dan de ander. En waarom zou je dat ook willen? Overduidelijk zijn de vele grote en kleine verschillen in aanpak, die leiden tot voelbaar verschillende producten. En uiteraard zijn er op al het bovenstaande talloze uitzonderingen en atypische voorbeelden te vinden.
Het resultaat van de verschillen in filosofie is dat wij als liefhebbers iets te kiezen hebben. En dat maakt onze gedeelde passie des te mooier. Dus als het even kan, zorg dan voor zowel Zwitsers als Japans metaal in jouw collectie!